Bisschop Athanasius Schneider maakt steeds meer zijn naam waar. Hij reist
heel de wereld rond en komt moedig op (samen met andere bisschoppen van
Kazachstan) voor het orthodoxe katholieke geloof dat overal in de wereld, tot
in Rome toe, bedreigd wordt. Immers zijn naam genoot en patroonheilige was in
de Ariaanse crisis in de Kerk een tamelijk eenzame voorvechter voor het
katholieke geloof. Hier volgt een interview met OnePeterFive, waarin
onderwerpen aan de orde komen als: zegening van homoseksuelen, communiceren
door protestanten en gehuwd priesterschap.
Maike Hickson (MH):
Aan het begin van het jaar stelden vertegenwoordigers van de Duitse
Bisschoppenconferentie een zegen voor homoseksuele paren voor. Wat is daarop
het antwoord in het licht van het katholieke geloof?
Bisschop Athanasius Schneider (BAS):
Het geven van een zegen aan een homoseksueel paar betekent het zegenen van
de zonde, niet alleen van buitenhuwelijkse seksuele handelingen maar wat nog
erger is, van seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht, dat
is het zegenen van de zonde van sodomie, die door heel de mensengeschiedenis en
door de hele christelijke traditie beschouwd wordt als een ten hemel schreiende
zonde (vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1867). Waarom schreit een
dergelijke zonde ten hemel? Omdat ze op directe wijze te niet doet, schendt en
in strijd is met de natuur en de ordening van de menselijke seksualiteit in de
wederzijdse complementariteit van de twee geslachten zoals ze in de oneindige
wijsheid van God geschapen zijn. Homoseksuele handelingen of homoseksuele
relaties gaan rechtstreeks in tegen het verstand en iedere logica, en tegen de
uitdrukkelijke wil van God.
Homoseksuele handelingen zijn intrinsiek zo onzinnig dat men ze bijv. kan
vergelijken met de onzinnigheid van het frustreren van de werking van de
veiligheidsgordel waar de “tong” (mannelijk) in de “gesp”(vrouwelijke
verbinding) geduwd wordt. Iedereen met gezond verstand zal zeggen dat het
onzinnig is voor een veiligheidsgordel alleen twee tongen of alleen twee gespen
te gebruiken. Dat zal niet werken en zal in veel gevallen de dood veroorzaken
omdat de gordel niet was vastgemaakt. Zo veroorzaken ook homoseksuele
handelingen de geestelijke dood en dikwijls de fysieke dood vanwege het extreem
hoge risico op geslachtsziekten.
Als geestelijken het zegenen van homoseksuele relaties promoten, promoten
zij een zonde, die ten hemel schreit, en zij promoten een logische absurditeit.
Dergelijke geestelijken begaan daarbij een zware zonde en hun zonde is zelfs
ernstiger dan die van de homoseksuele partners die zij zegenen omdat zij deze
mensen aanmoedigen tot een leven van voortdurende zonde en hen bijgevolg bloot
stellen aan het reële gevaar van de eeuwige veroordeling. Deze geestelijken
zullen zeker van God – op het ogenblik van hun persoonlijk oordeel – deze
woorden te horen krijgen: “Als Ik tot de boosdoener zegt: Ge zult zeker
sterven, en gij waarschuwt hem niet, en laat na hem op zijn slecht gedrag te
wijzen om zijn leven te redden, dan zal die boosdoener weliswaar om zijn eigen
schuld sterven, maar u zal Ik rekenschap vragen van zijn bloed.” (Ez.
3, 18) De geestelijken die homoseksuele praktijken zegenen voeren opnieuw een
soort heidense tempelprostitutie in. Een dergelijke klerikaal gedrag is vergelijkbaar
met geloofsafval en op hen zijn volledig toepasbaar de volgende woorden van de
Heilige Schrift: “Want sommige lieden, wier vonnis al lang in de
Schrift beschreven staat, zijn erin geslaagd heimelijk uw gemeente binnen te
dringen; goddeloze mensen zijn het, die de genade van onze God misbruiken als
voorwendsel voor losbandigheid, en Jezus Christus, onze enige Meester en Heer,
verloochenen.” (Jud. 4)
MH: Pater Anselm Grün, een Duits schrijver wiens boeken onlangs door de paus
geprezen zijn, zegt nu dat hij zich in de toekomst een vrouwelijke paus kan
voorstellen. Kardinaal Schönborn heeft ook onlangs gezegd dat een toekomstig
concilie nieuwe regels zou kunnen opstellen voor vrouwelijke priesters en zelfs
bisschoppen. Wat is hier mogelijk en goed in de Kerk en wat niet? Wat is de
eigen rol van vrouwen in de Kerk in het licht van de evangelies?
BAS:
Door goddelijke beschikking kan het sacrament van de wijding (sacramentum
ordinis) alleen toegediend worden aan een man. De Kerk heeft niet de macht dit
wezenlijk kenmerk van dit sacrament te veranderen, omdat zij geen substantieel
aspect van de sacramenten kan veranderen, zoals het Concilie van Trente heeft
geleerd (vgl. sess. 21, cap. 2). Paus Johannes Paulus II heeft verklaard dat de
onmogelijkheid om vrouwen te wijden een onfeilbaar leerstuk van het gewone
universele leergezag is (vgl. antwoord van de Congregatie voor de Geloofsleer
van 28 oktober 1995).
Wie hardnekkig deze geopenbaarde waarheid betwijfelt of ontkent, begaat de
zonde van ketterij, en als je het publiek en hardnekkig blijft doen, wordt de
zonde een canoniek misdrijf dat een automatische excommunicatie (latae
sententiae) met zich meebrengt. Er zijn een aantal clerici, zelfs in de
rijen van de bisschoppen, die tegenwoordig die zonde bedrijven en zich daarbij
onzichtbaar afscheiden van de gemeenschap van het katholieke geloof. Op hen
kunnen gerust de volgende woorden van God worden toegepast: “Zij zijn
uit ons midden voortgekomen, maar zij behoorden niet werkelijk tot ons.”(1
Joh. 2, 19).
Geen paus, geen oecumenisch concilie kan ooit een vrouwenwijding toestaan
(noch tot het diaconaat, het presbyteraat of het episcopaat). Als ze in een
hypothetisch geval zoiets zouden doen, zou de Kerk worden vernietigd in een van
haar wezenlijke werkelijkheden. Maar dit kan nooit gebeuren omdat de Kerk
onverwoestbaar is en Christus het ware hoofd is van zijn Kerk, die niet zal
toestaan dat de poorten van de hel haar in dit concrete aspect zullen
overweldigen.
De mooiste, de meest unieke en onvervangbare rol van de vrouw in de Kerk is
de roeping tot en de waardigheid van het moederschap, hetzij lichamelijk,
hetzij geestelijk omdat iedere vrouw van nature moederlijk is. Innig verbonden
met haar moederlijke roeping is haar roeping tot en waardigheid van bruid. In
haar waardigheid van bruid verkondigt de vrouw de waarheid dat elke
christelijke ziel, en dus ook de ziel van de man, een bruid van Christus moet
zijn. In roeping tot moeder en bruid, beleeft de vrouw het innerlijk
priesterschap van het hart dat uniek is voor haar en dat complementair is aan
het uiterlijke ministeriële mannelijke priesterschap van de apostelen. Hoe wijs
heeft God de orde van de natuur ingericht, die we zelfs mooier terugzien in de
orde van de genade, in het sacrament van de heilige wijdingen! Een
vrouwenwijding zou de goddelijke orde vernietigen en zou alleen geestelijke
lelijkheid brengen, geestelijke onvruchtbaarheid en uiteindelijk afgoderij.
MH: De Duitse bisschoppen keurden in februari een papier goed dat
protestantse echtgenoten van katholieken in individuele gevallen en na een
periode van onderscheiding toestaat op regelmatige basis de heilige communie te
ontvangen. In het licht van de sacramentele ordening van de Kerk en ook in het
licht van de noodzaak voor katholieken regelmatig tot het sacrament van de
biecht te naderen, is een dergelijke zet van de Duitse bisschoppen überhaupt
geoorloofd en mogelijk?
BAS:
Sinds de tijd van de apostelen (vgl. Hand. 2, 42) zijn de volheid van het
geloof (doctrina apostolorum), de hiërarchische communio (communicatio)
en de eucharistische communie (fractio panis) onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Bij het toelaten van iemand tot de heilige communie mag de Kerk die
persoon nooit dispenseren van het belijden van de volheid van het katholieke
geloof. Het is onvoldoende van hem slechts het katholieke geloof in de het
sacrament van de eucharistie te vragen (in het sacrament van de biecht of
de ziekenzalving). Een gedoopt iemand toelaten tot de heilige communie en hem
niet als noodzakelijke voorwaarde vragen dat hij alle andere katholieke
waarheden aanvaardt (bijv. de dogma’s over het hiërarchisch en zichtbaar
karakter van de Kerk, het jurisdictieprimaat van de paus, de onfeilbaarheid van
de paus, van de oecumenische concilies en van het universeel en gewoon
leergezag, de Mariale dogma’s) is in tegenspraak met de noodzakelijk zichtbare
eenheid van de Kerk en met de aard van het eucharistisch sacrament zelf. Het
eigen effect namelijk van de eucharistische communie is de uiting van de volkomen
eenheid van de leden van de Kerk in het sacramentele teken van de eucharistie.
Daarom is het ontvangen zelf van de heilige communie in de katholieke Kerk –
zelfs in uitzonderlijke gevallen – door een protestantse of een orthodoxe
christen uiteindelijk een leugen. Het is in tegenspraak met het sacramentele
teken en de innerlijke sacramentele werkelijkheid, in zoverre zij, de niet
katholieken die te communie gaan, willens en wetens zichtbaar blijven horen bij
het andere geloof van hun protestantse resp. orthodoxe gemeenschappen.
Wij zien in dit verband ook het problematische en tegenstrijdige principe
van canon 844 van het Wetboek van Canoniek Recht (over de toediening van
bepaalde sacramenten zoals de heilige eucharistie aan niet-katholieke christenen
in noodsituaties of bij levensgevaar). Dit principe gaat in tegen de
apostolische traditie en de constante praktijk van de katholieke Kerk gedurende
tweeduizend jaar. Reeds in de tijd vlak na de apostelen (in de tweede
eeuw) leefde de Romeinse Kerk deze regel na zoals de heilige Justinus getuigt:
“Dit voedsel wordt onder ons eucharistie genoemd en niemand mag er deel aan
hebben dan slechts iemand die gelooft dat de dingen wij leren, waar zijn”
(Apol. I, 66). Het probleem, dat onlangs door de Duitse bisschoppenconferentie
is geschapen, is – om eerlijk te zijn – slechts het logische gevolg van de
problematische toegevingen zoals geformuleerd in canon 844 van het Wetboek van
Canoniek Recht.
MH: Sommige waarnemers worden hier herinnerd aan de invoering van de
communie op de hand, die eerste regionaal werd ingevoerd, alleen om later voor
de universele Kerk te worden ingevoerd. Ziet u hier parallellen?
BAS: Volgens de logica van de menselijke zwakheid, de dynamiek van de
ideologische druk en de besmettende gevolgen van slechte voorbeelden zullen ook
de uitzonderingen waarin de communie aan protestanten wordt gegeven, mettertijd
een grote verspreiding krijgen die dan moeilijk te stoppen zal zijn.
MH: Ziet u in het licht van het jongste Duitse intercommunieproject
grenzen aan de roep om decentralisatie in de Kerk?
BAS: Als er een reëel gevaar is dat in een particuliere Kerk de
integriteit van het katholieke geloof en de daarmee corresponderende
sacramentele praktijk wordt aangetast, moet de paus zijn plicht doen en deze
gebreken corrigeren om de eenvoudige gelovigen te beschermen tegen een
afwijking van de zuiverheid van het katholieke en apostolische geloof. Wanneer
bisschoppen tegen hun opdracht ingaan die zegt dat zij “de eenheid van het
geloof en de discipline die eigen is aan heel de Kerk [moet] bevorderen”
(Vaticanum II, Lumen Gentium 23), dat moet de paus tussenbeide
komen vanwege zijn taak als “de leraar van alle gelovigen” en de “hoogste
leraar van heel de Kerk” (Lumen Gentium 25). Als tijdens de vaart
enkele van de scheepsofficieren gaten beginnen te boren in de zijkant van het
vaartuig, kan de scheepskapitein niet zeggen: “Ik kom niet tussenbeide, want ik
wil het principe van decentralisatie volgen”. Iedereen met gezond verstand zal
dergelijk gedrag als onverantwoordelijk en absurd beschouwen, omdat het fatale
gevolgen zal hebben. Als dat waar is voor het fysieke leven, hoeveel te meer
dan is dit waar voor het bovennatuurlijke leven van de zielen! Als echter
plaatselijke bisschoppen hun werk om het geloof, de discipline en de liturgie
van de Kerk te bevorderen en te bewaren goed doen, dan moet de paus hun
initiatieven op geen enkele manier beperken. In dat geval is er sprake van een
gezonde decentralisatie. In “al wat waar is, al wat edel is, wat
rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en
lof verdient” (Fil. 4, 8) wat de plaatselijke bisschop doet, moet de
paus niet tussenbeide komen en hij moet hen met rust laten in deze
gedecentraliseerde goede werken.
MH: In de context van de komende Amazonesynode 2019 is er een veelvuldige
roep om toelating van de het gehuwde priesterschap in de Latijnse ritus. Wat is
uw antwoord daarop. Moet en kan de katholieke Kerk deze weg bewandelen?
BAS: De Rooms katholieke Kerk moet niet in de val trappen van de “viri
probati” of overweldigd worden door het feit van het grote priestertekort
in sommige streken. Een dergelijke reactie zou al te menselijk zijn en het zou
een gebrek betekenen aan een bovennatuurlijke kijk op de Goddelijke
Voorzienigheid, die de Kerk altijd leidt. Er zijn voldoende bewijzen van
periodes en streken in de kerkgeschiedenis met een groot priestertekort waarbij
het katholieke geloof van de leken niettemin bloeiend was vanwege de overdracht
van het geloof in het gezin en vanwege het getuigenis van deugdzame ongehuwde
personen. Ikzelf bracht mijn kindertijd in dergelijke omstandigheden door. Er
was daar toen verschillende jaren geen priester.
Het wordt door documenten van de vroege Kerk genoegzaam aan getoond dat het
priesterlijk celibaat of de priesterlijke onthouding van apostolische oorsprong
is. In de apostolische tijd en in de tijd van de kerkvaders was het een overgeleverde
en in het begin ongeschreven norm, dat de gewijde clericus vanaf het moment van
de heilige wijding (diaken, priester en bisschop) in voortdurende seksuele
onthouding moest leven ongeacht of hij gehuwd of alleenstaand was. Er zijn
degelijke wetenschappelijke studies die dit feit bevestigen, bijv. de studies
van Christian Cocchini, kardinaal Alfons Stickler, Stefan Heid e.a. De synode
van Carthago (390) in de tijd van St.-Augustinus verklaarde dat blijvende
onthouding is “wat de apostelen hebben geleerd en wat de oude Kerk in
acht heeft genomen”. Paus Leo de Grote (+ 450), die gewetensvol de
apostolische tradities onderhield, zei: “De wet van de onthouding is
dezelfde voor de dienaars van het altaar, voor de bisschoppen en voor de
priesters; toen zij nog leken of lectoren waren, konden zij vrijelijk een vrouw
nemen en kinderen verwekken. Maar op het moment dat zij bovengenoemde rangen
bereikt hebben, is het niet langer toegestaan wat vroeger wel was toegestaan”(Epist.
ad Rusticum). Het categorisch verbod om een huwelijk te sluiten na de
wijding was algemeen van kracht en is nog van kracht zelfs in de orthodoxe
kerken waar het celibaat voor diocesane priesters is afgeschaft. Er is
duidelijk bewijs van het feit dat de wet van de onthouding voor de hogere
wijdingen van apostolische oorsprong is.
De eerste poging om te breken met de apostolische traditie van de
onthoudingswet, dat is met de celibaatswet in bredere zin, vormt de wetgeving
van de Byzantijnse kerk op de zogenaamde Tweede Synode van Trullo (691), die
echter niet door Heilige Stoel is erkend. Volgens de Byzantijnse wetgeving moet
de gehuwde priester seksuele onthouding in acht nemen in de nacht voordat hij
het eucharistisch offer zal celebreren. Maar een echte katholieke priester die
dag en nacht “een andere Christus” (alter Christus) is en die daarom dagelijks
het heilige Offer zou moeten celebreren, moet altijd in volkomen onthouding
leven. Dat is een logisch gevolg van de ontologische waardigheid van het
nieuwtestamentische priesterschap en van de blijvende verbinding met het
brengen van Christus’ offer op het altaar, anders dan het vleselijke erfelijke
priesterschap van het oude testament waarbij seksuele onthouding verplicht was
tijdens de periodieke dienst in de tempel. Juist met een verwijzing naar de
priesters van het Oude Testament, aan wie het was toegestaan seksuele
gemeenschap te hebben met hun vrouwen, ontsloeg de Synode van Trullo in 691 de
gehuwde priesters van de onthoudingswet.
Als de geplande Amazonesynode in 2019 het gehuwde priesterschap zal
invoeren, zelfs in afzonderlijke gevallen en in specifieke geografische
gebieden, zal de dynamiek van een dergelijke vernieuwing – het verschijnsel van
het gehuwde priesterschap – ongetwijfeld de hele Latijnse Kerk overspoelen. Wij
hopen dat de Amazonesynode 2019 niet de invoering van de levenswijze van de
oudtestamentische priesters zal bevorderen, een levensstijl die vreemd is aan
Christus, de eeuwige Hogepriesters en aan de apostolische Traditie. Bovendien,
er bestaat een een uitstekende roman van de Argentijnse schrijver Hugo Wat
(pseudoniem van Gustavo Adolfo Martínez Zuviría, + 1962) met de titel “Lo que
Dios ha unido” (wat God verbonden heeft) waarin de auteur op overtuigende en
briljante wijze laat zien dat het katholieke priesterschap niet kan samengaan
met een seksueel actief huwelijksleven.
MH: Op een onlangs gehouden conferentie in het Vaticaan werden er giften
overhandigd aan de deelnemers die erg leken op de symbolen van de
vrijmetselarij. Is dat een problematische ontwikkeling met het oog op het
ongeschonden bewaren van de katholieke leer?
BAS: De genoemde “giften” die men beschreven en vertoond ziet op internet
zijn openlijk heidens, esoterisch en maçoniek. Deze handelingen die plaats
vonden in het Vaticaan waar de zetel van de waarheid (“cathedra veritatis”) van
de heilige Petrus staat, kunnen ons herinneren aan de herhaaldelijke episodes
in het oude testament als het volk van God en sommige van hun religieuze
leiders waren afgevallen van de ware en enige eredienst van God. Want naar de
mening van sommige religieuze leiders in het oude testament was het geoorloofd
de eredienst aan de ware God te verbinden met afgodenverering. Echter God
klaagde dit door de mond van al zijn profeten aan als een gruweldaad. Er
kan geen twijfel over bestaan of de boven genoemde heidense cultische vertoning
in het Vaticaan dezelfde veroordelende stemmen van de al de bijbelse profeten
over zich zou afroepen. Deze tragische periode in het Vaticaan laat enige
gelijkenis zien met het volgende profetische visioen van de zalige Anna
Catharina Emmerick: “Ik zag weer de huidige paus en de donkere kerk van zijn
tijd in Rome. [….] En zie, een heel bijzonder gezicht! Ieder lid van de
gemeenschap had een afgodsbeeld voor zijn borst, en zette het voor hem en bad
tot het beeld. Het was alsof iedereen zijn geheime gedachten of begeerten
tevoorschijn haalde onder de verschijningsvorm van een donkere wolk die,
eenmaal buiten, een of andere definitieve vorm aannam. Het meest bijzondere
ervan was de afgodsbeelden de plaats vulden; de kerk was vol afgodsbeelden al
waren er maar weinig aanbidders. Toen de dienst voorbij was, ging ieders ‘god’
weer in zijn borst. De hele kerk was in zwart gehuld en alles wat erin
gebeurde was gehuld in een duistere glans” (visioen van 13 mie 1820).
MH: Het Vaticaan heeft onlangs besloten veel liturgische gewaden en
andere gewijde zaken te lenen aan een seculiere modetentoonstelling in New York
die ook kleding voor een vrouwelijke priester, een vrouwelijk bisschop, een
vrouwelijke kardinaal, en zelfs een vrouwelijke paus zal laten zien. Verwart
een dergelijke beslissing van het Vaticaan niet het gewijde met het profane en
is het ook niet een oorzaak van morele en spirituele verwarring van de
gelovigen?
BAS: Een dergelijke actie is duidelijke een profanatie van heilige zaken die
gezegend werden voor de exclusieve eredienst van de ware God, de Allerheiligste
Drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. Zonder dat men het wil wordt men
herinnerd aan de profanatie van de heilige voorwerpen in het oude testament
door koning Nebukadnessar (vgl. Dan. 5, 2). Maar “God laat niet met zich
spotten” (Gal. 6, 7). De volgende woorden van God door de mond van de
profeet Daniël zijn heel toepasbaar op het incident van de profanatie van de
liturgische kleding, waarmee door een Vaticaanse autoriteit werd ingestemd: “maar
boven de Heer van de hemel hebt u zich willen verheffen: u hebt het vaatwerk
van zijn tempel laten halen en u, uw rijksgroten, uw vrouwen en bijvrouwen
hebben er wijn uit gedronken: goden van zilver en goud, van brons, ijzer, hout
en steen, die niet zien, niet horen en niet kennen, hebt u geëerd, terwijl u de
God in wiens hand uw adem ligt en heel uw leven, niet hebt geprezen. Daarom
heeft Hij die hand dit schrift laten schrijven. En dit staat er geschreven:
Mene tekel ufarsin.” (Dan. 5, 23-25) Als de profeet Daniël nu zou leven en
kennis zou krijgen van vermeld profaan gebruik van de gewijde gewaden, zou hij
ongetwijfeld dezelfde woorden richten tot die mensen die hebben ingestemd met
een dergelijke profanatie of eraan hebben meegewerkt.
MH: Onlangs was de wereld getuige van de zaak Alfie Evans waarin de
staat besloot de beademing van een ziek kind te beëindigen. Aartsbisschop
Paglia en enkele Britse bisschoppen prezen de staatom deze beslissing met de
opmerking dat men geen buitensporige behandelingen moest toepassen. Wat is uw
eigen antwoord in de zaak Alfie? Nam de staat de juiste beslissing, en gaat de
seculiere wereld hier de juiste richting in? Wat moeten de principes zijn bij
het omgaan met ernstig zieke kinderen of volwassenen?
BAS: De zaak Alfie is de top van een ijsberg. De ijsberg is de moderne
anti-cultuur van het doden van ongeboren kinderen, een praktijk waarmee als een
legale actie voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid begonnen is door
de communistische en marxistische dictator Lenin in 1920. Sinds de zestiger
jaren van de vorige eeuw werd het legaal doden van ongeboren kinderen
langzamerhand als een georkestreerde actie verspreid in bijna alle Westerse
landen. De wereldwijde ideologie van het doden van ongeboren baby’s is
wezenlijk een ideologie van minachting voor de menselijkheid onder het cynische
masker van de zogenaamde vrouwenrechten of de vage “reproductieve gezondheid”.
De abortusindustrie en zijn politieke ideologie heeft altijd categorisch de
vergelijking van abortus met kindermoord afgewezen. Toch laat de zaak Alfie
heel duidelijk aan de hele wereld zien dat de wereldwijde politieke, juridische
en mediale macht die in staat is ongeborenen te vernietigen – het kwetsbare en
zwakke ongeboren menselijke leven – een volgende kwaliteitsstap wil maken door
de wettigheid van de kindermoord in te voeren door te beginnen met het legaal
doden van een ernstig ziek kind. Met de zaak Alfie wilden zij een voorbeeld
geven in die richting. Dat is inderdaad alleen maar een logisch gevolg van
abortus, nu in combinatie met de euthanasie-ideologie. De zaak Alfie laat
duidelijk zien wie wie is bij het onderwerp van de compromisloze verdediging
van de onaantastbaarheid van het menselijk leven. Het bracht spontaan van alle
hoeken van de aarde de verdedigers van het leven bijeen in een gezamenlijke
gevechtslinie. Het was een kleine, maar nobele geestelijke legereenheid tegen
een machtige samenzwering van een overeengekomen agenda van politici, van
rechtbanken en – tot onze grote verbazing – van medici. Het leger voor het
leven leek een nieuwe David tegenover de moderne Goliath van de kindermoord.
Het leek alsof deze keer Goliath heeft gewonnen. Toch heeft in feite deze
Goliath verloren. Want in de zaak Alfie hebben de partijen van de betrokken
politici, rechtbanken en medici de morele geloofwaardigheid van
onpartijdigheid, transparantie en gevoel voor rechtvaardigheid verloren. De
winnaar was niettemin het kleine leger van Alfie. Want in de ogen van God en
zelfs in de ogen van de geschiedenis zullen zij die de meest zwakke en
kwetsbare menselijke wezens verdedigen – en dat zijn op de eerste plaats de
ongeboren en ziek geboren kinderen – altijd de winnaars zijn. De politieke,
juridische en medische samenzwering tegen het menselijk leven zal op een dag
zeker ineenstorten, want het is inhumaan.
Op de zaak Alfie en op het kleine leger voor het leven rondom hem kan men
deze woorden van Heilige Schrift toepassen: “Zij die onder tranen zaaien,
zullen oogsten met gejuich.”(ps. 126, 5)
Vertaling: C. Mennen pr
1 opmerking:
Bisschop Athanasius en Kard. Sarah zijn a.h.w. nog de rots in de branding in deze verloederende en decadente wereld. De H.Geest leidt hen. Deo Gratias
Een reactie posten