Voice of the Family 23
augustus 2017
Eerder dit jaar
publiceerde het Synodesecretariaat een voorbereidend document en een
begeleidende vragenlijst voor de bisschoppen van de wereld in aanloop op de
Synode van oktober 2018 over “Jongeren, geloof en onderscheiding van roeping”.
Het is nu voor alle
objectieve waarnemers duidelijk dat de twee “gezinssynodes”, gehouden in 2015
en 2016, vanaf het eerste begin erop gericht waren te proberen veranderingen
door te drukken in de katholieke leer rond huwelijk en gezin. Het proces
bereikte zijn toppunt in de apostolische exhortation Amoris Laetitia, door paus
Franciscus gepromulgeerd in april 2016 met daarin talrijke ketterse
voorstellen. Het synodesecretariaat wordt nog steeds geleid door dezelfde
mannen die leiding gaven aan de manipulatie van de synodes in 2015 en 2016. De
voorzitter blijft paus Franciscus, de secretaris-generaal blijft Lorenzo
kardinaal Baldisseri en de bijzonder secretaris blijft aartsbisschop Bruno
Forte. Na bespreking van het voorbereidend document, dat de agenda
bepaalt voor de periode tot de Synode van oktober 2018, wil de Voice of the
Family een tijdig waarschuwend geluid laten horen waarin we waarschuwen voor de
plannen van het secretariaat voor de volgende synode. Wij weten uit ervaring
dat de inhoud van het voorbereidende document van een synode en de antwoorden
op de begeleidende vragenlijst een erg belangrijke invloed zullen hebben op de inhoud
van het Instrumentum laboris en dus ook op de richting van de synodale
debat-ten. Het is daarom van uiterst groot belang dat katholieken er zich nu op
voorbereiden de schade zoveel mogelijk te beperken die veroorzaakt wordt door
de pogingen van het secretariaat om de “Jeugdsynode” te gebruiken om opnieuw
een aanslag te plegen op het katholieke geloof.
Het voorbereidende
document bekijkt roepingen vanuit een werelds, naturalistisch perspectief
De Kerk heeft
traditioneel de term “roeping” gebruikt om een geroepen zijn aan te geven tot
de heilige wijdingen of tot het onderhouden van de evangelische raden in het
religieuze leven. Over het huwelijk, wanneer het als sacrament verheven is tot
de bovennatuurlijke orde, wordt ook vaak gesproken als over een roeping. Het
geestelijk en tijdelijk welzijn van het gezin hangt af van al deze
levensstaten, als ze beleefd worden naar Gods plan.
Het is daarom voor ons
een onmiddellijke en evidente zorg dat het voorbereidend document voor de
synode rond het thema “Jongeren, geloof en onderscheiding van roeping”
nauwelijks spreekt over een van deze bovennatuurlijke roepingen. In plaats
daarvan suggereert het document dat een roeping iets is dat een jongere zou
kunnen kiezen om te doen. Naast de authentieke roepin-gen vinden we “beroepen”
opgesomd, “vormen van sociaal en burgerlijk engagement”, “levensstijl”, “het
beheren van tijd en geld”, “vrijwilligerswerk” en “dienst aan de behoeftigen of
deelname aan het burgerlijke en politieke leven”. (Inleiding en II.2).
Nergens geeft het document het cruciale onderscheid aan tussen de authentieke
roepingen en ander levenskeuzes. Wanneer “hu-welijk, gewijd dienstwerk, gewijd
leven” in de inleiding samen opgesomd worden als levensstaten, wordt een “enz.”
toegevoegd en zo gesuggereerd dat de lijst nog verder kan worden uitgebreid.
Het is wellicht ook van betekenis dat het huwelijk als eerste wordt opgesomd,
terwijl het een min-dere roeping is in vergelijking met het religieuze leven en
de heilige wijdingen.
Alle authentieke
roepingen zijn geordend op de grotere eer van God en het heil van de
zielen. Zij zijn gericht op de eenheid met God in dit leven en in alle
eeuwigheid, de zalige aanschouwing in de hemel. Toch spreekt het document
helemaal niet over roepingen in deze betekenis en vermeldt nauwelijks de
sacramenten of het genadeleven. Terwijl het herhaaldelijk verwijst naar de
“volheid van vreugde” en de “volheid van leven”, verzuimt het deze termen te
definiëren in verband met de eenheid met God en het eeuwig leven. Daarbij geeft
het voortdurend te indruk dat het deze begrippen in een louter natuurlijke
betekenis verstaat. Inderdaad stelt het document “onderscheiding van roeping”
voor als “een zaak van hoe iemand niet de mogelijkheden tot zelfrealisatie mag
verknoeien”. (II.2) We vinden slechts één verwijzing naar “geestelijk leven in
de toekomst”, en dat is een citaat van een vijfde-eeuwse Syrische bisschop, Philoxenus
van Mabbug, die de definities van het Concilie van Chalcedon schijnt te hebben
verworpen. Zelfs hier kan het secretariaat het eeuwig leven niet voorstellen
als een doel in zichzelf, maar moet het verteerbaar maken voor moderne oren
door te benadrukken dat het gaat om het openen van een “persoon naar de volle
uitoefening van de vrijheid”. (II. Intro). We lezen dat in een uiterst
verontrustende passage:
“De Kerk kan of wil hen
(de jongeren) niet overlaten aan de afzondering en de uitsluiting waaraan de
wereld hen bloot stelt. Dat jongeren in hun leven goede ervaringen mogen
hebben; dat zij zichzelf niet verliezen in geweld of dood; en dat
teleurstelling hen niet gevangen houdt en vervreemdt, dat alles is een grote
zorg voor hen die het leven hebben ontvangen, die gedoopt zijn in het geloof en
er zich van bewust zijn dat dit grote gaven zijn.” (II. Intro)
De nadruk hier ligt op
het feit dat de levens van jongeren een “goede ervaring” zijn en op hun
verlossing van tijdelijk kwaad. Er is geen aanwijzing, hier of in de rest van
het document, voor de werkelijkheid van geestelijke gevaren of van eeuwige
verdoemenis of dat de eerste zending van de Kerk de meerdere eer van God en het
heil van de zielen is. Het secretariaat lijkt vast besloten alles tot louter
natuurlijke doeleinden te reduceren. “Missionaire ervaringen” gaan niet langer
over de verspreiding van het evangelie maar eerder over “onzelfzuchtige dienst
en vruchtbare uitwisseling”. ( III.3) “De herontdekking van de bedevaarten”
wordt beroofd van de bovennatuurlijke betekenis en slechts weergegeven “als een
vorm en wijze om verder te gaan op je levenstocht” (III.3). De aanwezigheid van
niet-gelovigen is geen aansporing tot evangelisatie maar alleen een gelegenheid
“voor toegenomen mogelijkheden tot vruchtbare dialoog en wederzijdse
verrijking” en “tot beter luisteren, respect en dialoog”. (I.1)
Het synodesecretariaat
heeft geen aandacht besteed aan de opdracht van Christus: “maar gij moet
uitgaan en alle volkeren tot mijn leerlingen maken, en hen dopen in de naam van
de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen al de geboden te
onderhouden die Ik u gegeven heb” (Mt. 28, 18-20). Het is onmogelijk weet te
hebben van het doel van authentieke roepingen zonder een begrip van de “grote
opdracht” van onze Heer.
Het document schiet
tekort in het presenteren van veel van de serieuze problemen waar jongeren
tegenwoordig mee te maken hebben
De overgrote meerderheid
van de jeugd in het Westen staan vanaf jonge leeftijd bloot aan een cultuur die
hen probeert te indoctrineren met een seksualiteit die tegen de natuurwet
ingaat en tegen de waarheden over de menselijke natuur die door God zijn
geopenbaard aan de katholieke Kerk. Dit is een ernstige dreiging voor de
fysieke, psychologische, intellectuele en spirituele ontwikkeling van de jonge
mensen die in ruime mate worden aangemoedigd zich in te laten met
voor-huwelijkse seksuele activiteit, voorbehoedsmiddelen te gebruiken, zijn
toevlucht te nemen tot abortus, open te staan voor en inderdaad te experimenteren
met immorele vormen van seksuali-teit zoals homoseksuele handelingen. Door een
veelheid van media worden jonge mensen voortdurende bestookt met onzedige
seksafbeeldingen, met pornografie en met een voortdurend neerhalen van het
authentiek verstaan van menselijke seksualiteit. De “genderideologie” wordt op
agressieve manier opgelegd door regeringen en machtige lobbygroepen en veel
jonge mensen zijn in toenemende mate bezorgd over het feit of zij in de
toekomst nog wel in staat zullen zijn het ka-tholieke geloof vrij te beleven en
te leven volgens de natuurlijke rede. En vooral brengen deze slechte invloeden
het eeuwig heil van hun zielen in gevaar. Het Synodesecretariaat lijkt in deze
problemen niet geïnteresseerd. Zij zijn bezorgd over die problemen die al door
de seculiere wereld zijn erkend. Dat zijn onderwerpen als “werkeloosheid”,
“toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt”, het “milieu” en het
“multiculturalisme. (I.1, I.2). Dit is, naar onze mening, een serieus ontlopen
van de verantwoordelijkheid door het Synodesecretariaat die een
verantwoordelijkheid draagt voor het eeuwig welzijn van de zielen. Het doet
vermoeden dat het secretariaat meer erop uit is de wereld te behagen dan veel
van de zeer ernstige problemen aan te pakken waarmee de jeugd word
geconfronteerd.
Het voorbereidend
document ondergraaft het wettige leergezag van de Kerk
Het document stelt:
“Door te luisteren naar
jonge mensen zal de Kerk opnieuw de Heer horen spreken in de wereld van
vandaag.” (Intro)
Deze stelling is onjuist
op een aantal niveaus:
* Het impliceert dat de
Kerk momenteel de Heer niet hoort. Dit is in strijd met de belofte van de Heer
zelf als Hij zegt: “Ik ben met u alle dagen tot aan het einde van de wereld”
(Mt. 28, 20). De Kerk zal nooit ophouden het ware geloof te leren ondanks de
menselijke tekortkomingen van haar leden.
* De stelling houdt
verder in dat “jonge mensen” de Kerk zouden moeten leiden. De waarheid is
uiteraard precies het omgekeerde. Het zijn juist “de jonge mensen” naast alle
anderen die de leiding van de Kerk nodig hebben.
* De stelling lijkt ook
in te houden dat de leer van de Kerk tot nu toe niet geschikt is voor de
“moderne wereld”. Daarentegen is het evangelie “eens en voor al gegeven aan de
heiligen” (Jud. 1, 3) en is volmaakt geschikt voor alle plaatsen en alle
tijden, omdat het het woord van God zelf is.
Het document toont
eenzelfde soort foutieve benadering als het stelt:
“Zoals in de dagen van
Samuël (vgl. 1 Sam. 3, 1-21) en Jeremia (vgl. Jer. 1, 4-10) weten jonge mensen
hoe ze de tekenen van onze tijd moeten onderscheiden, die aangegeven worden
door de Geest. Als ze luistert naar hun ambities, dan kan de Kerk een glimp
opvangen van de wereld die voor ons ligt en de wegen die de Kerk geroepen is te
gaan.” (Intro)
Deze bewering is absurd.
“Jonge mensen” hebben geen speciaal inzicht in de “tekenen van de tijd” of in
“de wereld die voor ons ligt” en zijn zeker niet de meest gekwalificeerden om
voor te schrijven welke “de wegen zijn die de Kerk geroepen is te gaan”. In
feite associëren de Heilige Schrift, de Traditie van de Kerk en de collectieve
wijsheid van de mensheid wijsheid met ouderdom en roe-pen op tot eerbied voor
de ouderen. “Sta op van uw zetel in eerbied voor de grijze haren; eer de
ouderen, als gij God vreest, de Heer uw God” (Lev. 19, 32), zegt het boek
Leviticus en de H. Petrus bevestigt “gij, die jong zijt, onderwerpt u aan de
oudsten” (1 Petr. 5, 5). De H. Thomas van Aquino legt uit dat de grotere
ervaring van de ouderen betekent dat zij in het algemeen meer gevorderd zijn in
de deugd van voorzichtigheid, de hoogste van de natuurlijke deugden, dan de
jongeren. (ST II:II q.47, a.15)
We moeten ook opmerken
dat er geen “wereld” is die “voor ons ligt” en die fundamenteel verschilt van
de wereld waarin wij leven. Menselijke samenlevingen zijn inderdaad onderhevig
aan voortdurende verandering, maar wij moeten benadrukken dat er geen
verandering is van de na-tuurwet noch van de wezenlijke inrichting of de
leer van de katholieke Kerk totdat de Heer in glorie wederkomt. De benadering
van het synodesecretariaat doet denken aan de theorieën over de evolutie van de
Kerk en de samenleving die we al besproken hebben in de analyse in Voice of the
Family van het slotrapport van de synode van 2015.
Grotendeels schildert
het document de “jeugd” als één homogene groep (gedefinieerd als mensen tussen
de 16 en 29 jaar). We horen meer dan eens dat de karakterisering van de jeugd
van het sy-nodesecretariaat gebaseerd is op “studies” maar de auteurs hebben nagelaten
verwijzingen te geven die hun beweringen ondersteunen. De mening van de “jeugd”
zoals hier weergegeven lijkt eerder de mening te zijn van clerici die nog de
mentaliteit van de jaren zestig achter zich moeten laten. De jeugd in de
verbeelding van het secretariaat is uit op verandering in de maatschappij en in
de Kerk. Zij “zouden een Kerk willen die dichter bij de mensen staat en meer
aandacht heeft voor sociale vraagstukken maar zij realiseren zich dat dit niet
onmiddellijk zal gebeuren” (I.2) en zij “wil-len een actieve rol spelen
in dit proces van verandering dat op dit moment plaats vindt”(I.1). Het
zijn deze jonge mensen die “alternatieven voorstellen en in praktijk brengen
(sic) die laten zien hoe de wereld of de Kerk zou kunnen zijn.”(I.3)
Het grootste deel
van de behandeling van de jeugd in het document is even incorrect. Het
benadrukt de verdeling tussen de generaties en vooronderstelt de uniciteit van
de moderne jeugd:
“De huidige generatie
van jonge mensen leven in een wereld die verschillend is van die van hun ouders
en opvoeders. Economische en sociale veranderingen hebben het scala van
verplichtingen en mogelijkheden beïnvloed. De aspiraties, de noden, de
gevoelens en manier om een relatie met anderen aan te gaan, zijn eveneens veranderd.”
(I.2)
Dergelijke beweringen
houden geen rekening met de diepe eenheid en gelijkheid van denken die
dikwijls de overhand hebben tussen de generaties, met name in niet-westerse
landen.
Wat ook het
synodesecretariaat mag denken, het is de ervaring van de Voice of the
Family, in ons werk op de vijf continenten, dat de belangrijkste noden en
verlangens van de jonge mensen in fundamentele zaken dezelfde zijn als de van
hun ouders en grootouders.
Het document heeft een
negatieve kijk op de Traditie van de Kerk
Het voorbereidend
document doet weinig pogingen zichzelf te presenteren als geworteld in de
Traditie van de Kerk. Er is in het hele document geen enkele verwijzing naar
een kerkvader, een kerkleraar of een heilige van de Kerk. Er zijn echter 20 verwijzingen
naar documenten of toespraken van paus Franciscus. Er is één citaat van paus
Benedictus maar geen verwijzing naar zij voorgangers. Er zijn twee verwijzingen
naar Vaticanum II maar geen naar een ander oecumenisch concilie. De enige ander
persoon die geciteerd wordt, is, zoals hierboven vermeld, de vijfde-eeuwse
Syrische bisschop van zeer twijfelachtige orthodoxie. Inderdaad verbergt het
document zijn minachting voor het verleden niet, als het stelt dat “het doel
van ieder serieus pastoraal roepingspro-gramma” is “werkelijk vrije en
verantwoordelijke keuzes, volledig vrij van praktijken uit het verleden”.
(II.2) In een andere context wordt een gelijksoortig gevoelen uitgedrukt:
“de oude benaderingswijzen functioneren niet meer en de ervaring die door
voorgaande generatie wordt doorgeven, wordt vlug ouderwets”. (I.3) Het document
roept in feite de Kerk op om afstand te doen van haar leergezag:
“In de opdracht om de
jongere generatie te begeleiden, aanvaardt de Kerk de oproep aan haar om liever
in de vreugde van de jongeren samen te werken dan in de verleiding te komen hun
geloof te beheersen.”(II.4)
In werkelijkheid is aan
de kerkelijke hiërarchie een openbaring rechtstreeks van God toevertrouwd, die
ongerept moet worden overgedragen aan de jeugd, die het recht heeft van de Kerk
de volheid van het geloof te ontvangen.
Het document neemt een
negatieve houding aan tegenover ouders en oudere mensen
Het synodesecretariaat
is recordhouder in het ondermijnen van de wettige rechten en het gezag van ouders.
Zij volgen in dit document dezelfde benadering. In sectie I.2 wordt erkend dat
de rol van “ouders en opvoeders cruciaal” is maar de rest van de sectie is
gewijd aan kritiekpunten. “De oudere generaties”, zo wordt ons gezegd, “hebben
dikwijls de neiging het potentieel van de jeugd te onderschatten” en “leggen de
nadruk op hun zwakheden en hebben moeite de behoeften te begrijpen van hen die
erg jong zijn”. Ouders hebben “dikwijls … geen helder idee van hoe ze jonge
mensen moeten helpen zich op de toekomst te richten” en de “twee meest
voorkomende reacties zijn de voorkeur om niets te zeggen en hun eigen keuzes op
te leggen. Afwezige of te beschermende ouders zorgen dat hun kinderen slecht
voorbereid zijn om het leven het hoofd te bieden en zorgen ervoor dat ze de
neiging hebben de betrokken risico’s te onderschatten of verlamd zijn uit
schrik fouten te maken.” Deze kritiekpunten kunnen natuurlijk in veel gevallen
terecht zijn, maar gezien de vroegere afkeer van het secretariaat de rechten
van ouders te ondersteunen, zou het verfrissend zijn geweest hier iets
positiefs over ouders te horen in een tijd dat zij onder steeds grotere druk
staan.
Het secretariaat is van
mening dat “als de maatschappij of de christelijke gemeenschap iets nieuws
willen laten gebeuren, zij de ruimte moeten geven aan nieuwe mensen om actie te
ondernemen.” (I.3) Met ander woorden, oudere mensen worden aangemoedigd (of
gedwongen?) hun posten te verlaten, zelfs in de Kerk, omdat ‘waar de leeftijd
van hen die posten bekleden en verantwoordelijkheid dragen, hoog is” dit “het
tempo vertraagt van de wisseling der generaties.” (I.3) Er bestaat geen groter
verschil met de traditionele kijk op de ouderen dan hierboven geschetst. Er
zijn duidelijke parallellen tussen deze houding en de houding die zo dikwijls
ligt achter de groeiende steun voor euthanasie of “hulp bij zelfdoding”,
namelijk dat de ouderen en de gebrekkigen dikwijls beschouwd worden, of
zichzelf beschouwen als last voor hun familie en voor de aankomende generaties.
Het document benadrukt
“ervaring” boven leerstellige vorming
In onze analyse van het
Slotrapport van de gewone Synode van het gezin hebben we aangetoond hoe de
benadering van het synodesecretariaat doortrokken was van de ketterij van het
modernisme. In het bijzonder hebben wij de aandacht gevestigd op de nadruk op
“ervaring” boven vast-houden aan de geopenbaarde waarheid. Wij hebben toen
geschreven:
“Godsdienstige
leerstellingen in het modernistische systeem zijn overdenkingen over een gevoel
dat voortkomt uit het hart van de mens en niet op de eerste plaats waarheden
die geleerd worden door een uitwendige organisatie zoals de Kerk. Zij zijn het
resultaat van individuele overdenking van elke afzonderlijke man en vrouw,
gevormd door hun unieke ervaring. Zoals ieder individu en iedere menselijke
samenleving in de loop der tijd onderhevig is aan verandering, zo “moeten ook
de formules die wij dogma’s noemen onderhevig zijn aan deze wisselvalligheden
en zijn daarom vatbaar voor verandering.’ Daarom ‘kan het dogma niet alleen
ontwikkeld en veranderd worden, maar moet dat ook gebeuren.’ (H. Pius X,
Pascendi, 12).
“De modernist derhalve
bevestigt het primaat van de gevoelvolle ervaring in religieuze zaken. Ervaring
en niet instemming met een leer van buitenaf, is de bron van de religieuze
doctrine.”
Diezelfde nadruk op
“ervaring” kunnen we vinden in dit nieuwe document:
* Geloof wordt
voorgesteld als “luisteren naar de Geest” met “al je krachten van geest en
gevoel” en je engageren in een “dialoog met het Woord”. Verder wordt gesteld
dat “deze uitdaging door iedere christelijke gemeenschap en iedere individuele
gelovige moet worden aan-gegaan”. (II.1). Nergens wordt er de precieze
definitie van het geloof gegeven: de instemming van het verstand met de
waarheden die die door God aan zijn Kerk geopenbaard zijn.
* “Seminaries en
vormingshuizen” hebben volgens het document “de taak de jonge mensen die
antwoorden op Gods roeping, te voorzien van ervaringen, zoals een intens
gemeenschapsleven dat hen op hun beurt in staat zal stellen anderen te
begeleiden.” (III.3) Zij worden niet beschreven als plaatsen van leerstellige
en geestelijke vorming.
* De vragenlijst vraagt
bisschoppen: “op welke manier plant uw bisdom ervaringsmomenten ten behoeve van
het pastoraal roepingenprogramma voor jonge mensen?” en ze vragen niet op welke
manier bisschoppen jonge mensen willen vormen in het katholieke geloof.
* De methode om een
roeping te onderscheiden zoals die voorgesteld wordt in sectie III gaat uit van
jonge mensen die beslissingen nemen wat betreft hun “roeping” (wat dat
feitelijk ook mag betekenen in de context van dit document) grotendeels
gebaseerd op hun subjectief emotionele ervaringen. Er is in de uiteenzetting
van deze methode nauwelijks enige verwijzing naar een leerstellige inhoud
betreffende het objectieve karakter van roepingen.
* Het wordt zo
voorgesteld alsof de Kerk wil dat het leven van jonge mensen een “goede
ervaring” is (PD, II. Intro) eerder dan dat het feitelijk goed is, dat wil
zeggen gericht op het goede.
De goddelijke deugd van
het geloof wordt foutief voorgesteld in de volgende gevallen:
* Geloof wordt beschreven
met woorden van paus Franciscus als “iets dat ons leven een meerwaarde geeft”.
(II.1) Dit is een ernstige verdraaiing van de waarheid. Geloof is niet alleen
maar iets wat “een meerwaarde geeft aan ons leven”, maar het is vooral absoluut
noodzakelijk voor ons eeuwig heil: “Wie gelooft en gedoopt is, zal gered
worden; maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Mc. 16, 16).
* Geloof wordt verder
beschreven “als een bijdrage aan ‘een universele broederschap’ tussen mannen en
vrouwen van onze tijd”. (II.1) Op die manier geeft het document aan het geloof
een natuurlijk doel, “universele broederschap”, in plaats van zijn
bovennatuurlijk doel aan te geven en dat is de eenheid met God.
Conclusies
De punten die hierboven
uiteengezet zijn, bedoelen op geen enkele wijze een volledige analyse te zijn
van het voorbereidende document. Zij zijn echter voldoende om aan te geven dat
de “jeugdsynode” even destructief lijkt te worden voor de integriteit van het
belijden van het katholieke geloof als de “gezinssynodes” die eraan vooraf zijn
gegaan.
Dit document lijkt erop
uit te zijn de weg te banen voor een synodaal proces dat “jonge mensen” naar
voren wil schuiven als scheidsrechters van wat de Kerk moet doen en leren. Wij
voorzien dat het synodesecretariaat verzoeken van “jonge mensen” zal
presenteren om veranderingen in de katholieke leer en praktijk, die dan zullen
worden gepresenteerd als bewijs dat de Kerk haar fun-damentele overtuigingen
moet veranderen. De “jonge mensen” in kwestie kunnen natuurlijk tevo-ren
uitgekozen zijn en gemanipuleerd om de vooraf bepaalde doelen te dienen.
Trouwe katholieken
moeten zich voorbereiden op de onvermijdelijke escalatie van deze nieuwe aanval
op de Kerk waarin haar eigen jeugd die slechte catechese heeft gehad en slecht
gevormd is, tegen haar zal worden gebruikt. Zij die de machtsmechanismes in het
Vaticaan beheersen, hebben ruimschoots het bewijs geleverd hoe ver zij gaan om
hun eigen verdraaide en misvormde “evange-lie” te verspreiden, in plaats van
het ware evangelie, dat eens en voor al geopenbaard is door onze Heer Jezus
Christus.
Laat ons de voorspraak
blijven inroepen van Onze Lieve Vrouw dat de Kerk bevrijd mag worden van haar
huidige beproevingen en dat de overwinning van haar Onbevlekt Hart dichterbij
mag komen.
Machtige Maagd, bid voor
ons!
Matthew McCusker
Voice of the Family
23 augustus 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten