maandag 3 juli 2017

De protestantisering van de Katholieke Kerk

Auteur: Harry Prins

Vanaf 2 juli leidt kardinaal Gerhard Müller niet langer de Congregatie voor de Geloofsleer in het Vaticaan. Paus Franciscus zegde Müller de wacht aan en verlengde zijn termijn niet. De actie typeert de houding van de paus, die weinig op heeft met de traditionele katholieke gelovigen. Franciscus noemt de Kerk een 'veldhospitaal' en transformeert langzaam maar zeker de Kerk tot een actiecentrum. Met zijn optreden handelt de paus in de geest van de nieuwe katholieke theologie, die na het Tweede Vaticaans Concilie zoveel invloed kreeg.

Het was nota bene een gereformeerde predikant die op pijnlijke wijze die theologie van de jaren zestig fileerde. In een brochure (jaar van uitgave 1969) in de reeks 'Reformatorische stemmen', een uitgave van de Willem de Zwijgerstichting, analyseert dominee en hoogleraar Willem Velema de "tendensen in de huidige rooms-katholieke theologie". De titel geeft de richting van die analyse al aan: 'Op weg naar een nieuwe vrijzinnigheid?'.

Kern van de kritiek van Velema is dat de nieuwe rooms-katholieke theologie niet God, maar de mens centraal stelt. "Men gebruikt het begrippenapparaat en de denkwereld van de geseculariseerde, moderne mens. De bijbelse boodschap kan slechts dáárbinnen een plaats krijgen en mag alleen dáárbinnen functioneren," schrijft Velema. "De boodschap kan zó weinig anders zijn dan een in dienst van deze mens staan, in plaats dáárvan dat hij dóór God ten dienste van deze mens gesteld wordt."

Katholieke theologen als Hans Küng, Karl Rahner, Armand Fiolet en velen na hen, verdedigden deze insteek op de rol van de mens vanuit de gedachte dat de moderne, geseculariseerde mens geen boodschap heeft aan de transcendente God. Fiolet bijvoorbeeld zet volledig in op de mens: in hem is God, in de persoon van Jezus Christus, aanwezig. Velema schrijft hierover: "Zijn mens-zijn [Christus] met ons laat zien, dat ons mens-zijn met de ander een Godsontmoeting is". Kern is de gedachte dat de verlossing niet teweeg wordt gebracht door het offer van Jezus Christus, maar door het mens-zijn. Vergeving van zonden is niet noodzakelijk, het gaat om "waarachtig mens-zijn". Niet Golgotha, maar Bethlehem is het uitgangspunt van de nieuwe theologie.

"Waar we menselijkheid aantreffen, daar is God," schrijft Velema. In de kerk zingt men met regelmaat het lied "Waar vriendschap is en liefde, daar is God". Het lied vertolkt dezelfde gedachte: menselijkheid, humaan optreden, 'God in het gelaat van de ander' (Levinas). Die gedachte sluit één weg naar het heil dan ook uit. Er zijn meerdere wegen die naar het heil leiden, in de nieuwe katholieke theologie geformuleerd als 'de algemene goedheid van de menselijke natuur'. Het licht schijnt niet alleen in het christendom, maar ook in andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Er is geen sprake van een Katholiek geloven, maar van een vaag seculier humanisme. Zie hier de bittere vruchten van het Concilie.

Het venijn in de nieuwe theologie zit volgens Velema onder andere in de wijze waarop deze theologen hun gedachten aan papier toevertrouwen. Over Fiolet constateert hij dat het eigenlijke van Fiolet's werk niet begrepen kan worden. De abstracte en betoverende zinnen – deze theologen beoefenen een vorm van magie – bevatten vrijzinnige gedachten, maar een uitgesproken verzet tegen de orthodoxe leer zal de lezer niet aantreffen. Dat wisten de nieuwe theologen treffend te omzeilen. Een Franse theoloog/priester, die een decennium na de brochure van Velema een aantal boeken publiceert waarin hij zelfs de orthodoxe leer vaarwel zegt, weet in betoverende taal de lezer – humanistisch en geseculariseerd – te bedwelmen en te verleiden tot zijn ketterse gedachtegoed. Jacques Pohier, dominicaan (uiteraard), uitgetreden in 1984, weet in 'God in fragmenten' (1985) deze zinnen op te schrijven: "Maar ik moest ontdekken dat de weg verkeerd was. Of liever, dat er iets anders moest gebeuren vóóŕ de weg gevonden werd:
niet een andere voorbereidende fase, maar eerder een andere aarzeling, een andere rustperiode, een ander in elkaar storten van de stevigste grond. Een andere ontbinding. Die van het feit zelf God te zeggen. Die van het feit zelf God te kunnen zeggen. Niet van het feit God te willen zeggen. Maar die van het feit dat God zegbaar zou zijn. De ontbinding van God voor zover hij zegbaar zou zijn. Als God, volgens Eckhart, God wordt als mensen God zeggen, dan gaat het in zekere zin over de ontbinding van God".

Je durft nauwelijks te denken aan al die katholieken (en niet-katholieken) die dit gif hebben gedronken. Die de kerk verlieten, een kerk die het sacrament van boete en verzoening afgeschafte, een kerk die de knielbanken verwijderde, een kerk die alleen nog zingt over 'vriendschap en liefde'. Een humanistische eredienst, waarvoor orthodox-gereformeerden – die hun eigen strijd met humanisten als Kuitert moesten voeren – al in de jaren zestig van de vorige eeuw waarschuwden. Het lijkt erop dat de nieuwe theologen, onder de huidige paus, 50 jaar na dato alsnog winnen.

1 opmerking:

Unknown zei

Niets word gewonnen van theologie die afwijkt van God's word: " No one comes to the Father except through me".