Over de evangelisatie van moslims
1. Typologie van de islamitische ziel
In de
citaten die ik geef is het eerste cijfer die van de Soera, de tweede het vers.
A. De gelijkenis van de zaaier:
De evangelisatie van moslims is in principe gemakkelijker
dan die van atheïsten en agnosten, omdat moslims al weten dat God bestaat, dat
Hij de schepper is, en dat ze aan hem rekenschap af moeten leggen. Al zijn ze
bereid om offers voor Hem te brengen, ze zijn doodsbang om naar de hel te gaan
(Nostra Ætate, n˚3). Echter, sommige individuele elementen van de islam maken
het evangeliseren van moslims erg moeilijk. U kent de gelijkenis van de zaaier
en het zaad dat soms op de weg valt, soms op stenige grond, soms in distels en
doornen die het groeiende zaad verstikken zodat het geen vrucht kan dragen, en
soms in goede, geploegde grond waar het vrucht draagt (Lucas 8.4-15). Welnu, de
derde soort grond die Jezus beschrijft, de aarde vol van distels en doornen, is
het typische beeld van de islamitische ziel. Dat is, een ziel die vanaf de wieg
al gevoed is met allerlei laster, vooroordelen en leugens over het christelijke
geloof. En zoals het zinloos is tussen de distels en doornen te zaaien, zo is
het zinloos een islamitische ziel te evangeliseren zonder eerst de vooroordelen,
de laster en de leugens over het katholieke geloof waarmee zij gevuld is eruit
te scheuren. Dit beeld moeten we in gedachten houden om het werk te begrijpen,
dat gedaan moet worden voordat het evangelie aan een islamitische ziel
verkondigt kan worden. Alvorens hem Christus te verkondigen, moet eerst de
islam in hem vernietigd worden, wat precies een van de ergste antichristelijke
overtuigingen is die er zijn.
Feitelijk rechtvaardigt de islam zijn bestaan op grond
dat het christendom gecorrumpeerd is, en de Bijbel vervalst (maar de moslims
weten uiteraard niet wanneer, waar of door wie), zodat Allah gedwongen was
opnieuw de unieke openbaring aan Mohammed te geven, dezelfde die al door alle
mensen was ontvangen, zelfs voor hun schepping (Koran 7.172), een openbaring
waaraan allen zouden hebben toegezegd moslims te worden (Koran 30.30), zoals
gestipuleerd in artikel 10 van de Verklaring van de rechten van de mens in
de islam, uitgebracht in 1990 te Caïro door de OIC: « De islam is de natuurlijke
religie van de mens ». Voor een moslim is er geen menselijke natuur
waarnaar men kan verwijzen, en kan men die niet kennen door de rede: de mens en
zijn bezit zijn niet meer dan wat de Koran zegt. De enige wet, de enige
waarheid is de Koran. Dit impliceert dat een andere religie dat de islam
belijden, of zich daartoe bekeren, tegennatuurlijk is, pervers, en bestreden
moet worden… tot de dood! Omdat de islam de enige ware religie is (Koran 3.19),
die over alle andere moet heersen (Koran 2.193), kunnen zij die niet
islamitisch zijn louter en alleen perverse en vervloekte wezens zijn (Koran
3.10) en dienen moslims hen voortdurend te bestrijden (Koran 9.124) en hen
blijvend te verwoesten (Koran 2.191). In deze strijd tegen het kwaad, dat is,
tegen alles dat niet islamitisch is (Koran 2.216), zijn christenen speciaal
doelwit vanwege hun schuld aan associationisme, de enige zonde die zo ernstig
is dat Allah hem niet kan vergeven (4.48,116); de zonde van het geloven in de
Drieëenheid, die in de Koran niet bestaat uit de Vader, de Zoon en de H. Geest
maar uit God, Jezus en Maria (Koran 5.116). De christenen zijn dus het “slechtste
van de schepping” (Koran
98.6), “vuiler dan beesten” (Koran 8.22), en gaan allemaal naar de hel
(Koran 5.72). Dit laat de moeilijkheid zien die de islam vormt tegen
evangelisering, en toont haar antichristelijke natuur.
I.
De speciale moeilijkheden van de evangelisering van
moslims gesymboliseerd door drie gesloten deuren
a) De eerste
gesloten deur is die van angst, het favoriete wapen van Satan (en niet alleen in
de islam) om zielen te onderwerpen. Angst voor Allah die mensen geschapen heeft
voor de hel (Koran 7.179). Wat de mens ook doet, zijn bestemming staat vast. “Mensen
hebben geen keus” (Koran 28.68). De uitdrukking “maktoeb! Het staat
geschreven!” drukt de befaamde houding van berusting uit, typerend voor de
islamitische ziel, die zich niet kan voorstellen dat de dingen anders zou
kunnen zijn dan ze zijn. Niet alleen kan niemand tegen de wil van Allah ingaan,
maar ophouden moslim te zijn, niet zich niet langer onderwerpen aan de angst
voor Allah; zo iemand valt noodzakelijk onder hen die Allah zo vaak in de Koran
beschrijft als bestemd voor de verfijnde en eeuwige martelingen die hij voor
hen heeft voorbereid. Dus de angst voor Allah is, de zo machtige god, maar
tegelijkertijd wreed en onbegrijpelijk (Koran 112.2), maar ook angst voor de
andere gelovigen van de gemeenschap, die de plicht hebben aardse wraak uit te
oefenen op degenen die hem ongehoorzaam zijn. Zo staat op het verlaten van de
islam de doodstraf, en de dichtstbijzijnde verwanten valt de plicht die te
voltrekken in de eerste plaats toe (Koran 4.89; 8.12-17)… Voor sommigen, met
name de Islamitische Staat (IS), staat alleen al het niet bidden gelijk aan een
afwijzing van het geloof, geloofsafval, waarop dan ook de doodstraf staat. De
moslimgemeenschap is dan voor elk van zijn leden “de beste gemeenschap” (Koran
3.110) – en aangezien Allah het zegt, moet het waar zijn! In deze gemeenschap
heeft iedereen de plicht erop toe te zien dat Allah gehoorzaamd wordt (Koran
2.143; 4.75; 5.2), zodat men bij tijd en wijle zichzelf legitiem met het ambt
van advocaat, rechter en beul bekleed kan voelen, zoals de man die zijn vrouw
dient te slaan en te isoleren tot de dood erop volgt als hij dat goed acht
(Koran 4.34)…
b) De tweede gesloten deur is die van onwetendheid, sluw volgehouden op grond van
het feit dat Allah alles weet, en dat de Koran zijn Woord is, en dus alle
nodige kennis geeft. Allah heeft gezegd: “Wij hebben niets nagelaten in de Koran” (Koran 6.38), die een “aanzet
is tot alle onderwerpen en uitleg van alles” (Koran 7.145), “alles is er
geschreven” (Koran 22.70). En aangezien in de Koran “waarover er geen
twijfel bestaat” (Koran 2.1), alles “zonder kromheid” (Koran 18.1)
uiteengezet wordt, kan degene die er vragen bij durft te stellen niet anders
dan “afwijkend” zijn, zoekend naar “ondermijning” (Koran 3.7), en
dus de straf voor openlijke zondaars verdient… afschrikwekkend genoeg dat
weinigen dat wagen. Het tegenovergestelde van de christen die, met de H.
Augustinus, begrijpt om te geloven, en gelooft om te begrijpen. Voor wie het
geloof en de rede de twee vleugels zijn die zijn ziel opheffen naar het
overpeinzen van de waarheid, is voor de moslim het geloof des te oprechter en
puurder, naarmate het meer van de hulp van de rede is ontdaan. Allah wil niet
dat erover wordt nagedacht: “Stel geen vragen over dingen die, als ze
uitgelegd zouden worden, u alleen maar ongeluk zouden brengen” (Koran
5.101). Allah hekelt degenen die iets anders dan zijn eigen leringen gebruiken
(Koran 45.6). Hij verbiedt het nadenken over de Koran op zo’n wijze (Koran
5.101) dat zelfs het woord “rede” niet voorkomt in de Koran. Zoals de moslim
zich dient te onthouden van nadenken over wat Allah geopenbaard heeft, zo is
hij verplicht de Koran uit het hoofd te leren, waaronder het reciteren, “gebed”
genaamd, dat dient als zelfindoctrinatie… “Alles in de Koran is waar, en
alles buiten de Koran is vals”. Dat is het basisprincipe van islamitische
wetenschap. Dit laat de moeilijkheid zien voor een moslimziel om zich open te
stellen voor het woord van een niet-moslim… laat staan dat van een christen,
wiens geloof door de islam is vervangen. Voor een moslim is alles dat een
christen kan zeggen per definitie verkeerd en nietig. De sacraliteit van
onwetendheid, verwekt door de sacraliteit van de Koran, verzekerd de
sacraliteit van de macht uitgeoefend in naam van Allah. Vragen stellen is niet
alleen blijk van twijfel over de goddelijke perfectie, maar daagt die uit, en
daarmee de eerbaarheid van de eigen familie, stam, en de gehele
moslimgemeenschap… een verschrikkelijke belediging (5.33)!
c) De derde
gesloten deur is die van de haat. Waar Christus aan de wereld de
boodschap gebracht heeft dat God liefde is (1 Joh. 4.8-16), ons opdragend zelfs
onze vijanden lief te hebben (Mat. 5.44), en het voorbeeld te volgen van God,
die “die zijn zon doet opgaan over slechten en goeden, en het regenen laat
over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mat. 5.45), wijst de islam, die na Christus komt, niet alleen het
geloof in Christus af (1 Joh. 2.22-23; 4.2-4), maar ook liefde. Dat is waarom,
in navolging van een god die niet de niet-moslims liefheeft (Koran 3.32), maar
hen liefheeft die zover gaan ze te doden (Koran 61.4), heeft elke moslim de
jihad als plicht (Koran 9.124), de altijddurende alomvattende strijd tegen
alles dat niet islamitisch is (Koran 2.193). Allah heeft zo’n hekel aan de
christenen dat de Koran hem laat zeggen: “Moge Allah de christenen doden!” (Koran
9.30), terwijl hij tot moslims zegt: “Tussen ons en u is er vijandigheid en
haat voor altijd, tot u in Allah alleen gelooft!” (Koran 60.4). De moslims
mogen geen relaties met niet-moslims onderhouden (Koran 5.51), zo niet worden
ze onrein, zoals Asia Bibi geleerd heeft -
de christenen zijn “niets dan onrein” (Koran 9.28). Tevens begint elk islamitisch gebed met de eerste
soera, die de haat tegen de christenen en joden inent, meerdere keren per dag…
Dat geeft nogmaals aan hoe moeilijk het voor moslimziel is om zich voor het
woord van een niet-moslim te openen, laat staan een christen…
Er zijn nog vele andere obstakels om een moslimziel te
evangeliseren. Hier volgen er enkele:
- De islam staat
moslims toe, volgens het principe van takiyya, te bedriegen, te
verbergen en te liegen, als dat de belangen van de islam het beste dient
(Koran 3.28). “De Koran staat de
moslim toe de waarheid tegen een christen te verbergen, en te spreken en
te handelen in strijd met wat hij denkt en gelooft.” (Bisschop Beylouni,
Aartsbisschop van Antiochië, Synode voor het Midden-Oosten, Rome, 2010);
- Woorden hebben niet
noodzakelijk dezelfde betekenis voor hen en voor ons, zoals de personen in
de Koran, die wel Bijbelse namen dragen maar niet de personen uit de
Bijbel zijn;
- Het geloof dat de
islam de bevestiging van de “voorgaande” religies is, maakt het onnodig om
in die religies geïnteresseerd te zijn;
- De identificatie van
de veelzijdige decadentie van het westen met het christendom.
- Enkele te vermijden fouten:
1.
Het met elkaar identificeren van islam en moslim,
dogma en persoon. Onze ware vijanden zijn slechts de demonen (Ef. 6.12).
2.
Angst hebben. Cf. Luc. 12.4-8; “Want wie zijn
leven wil redden zal het verliezen; maar wie om Mij het leven verliest, zal het
vinden”…
3.
Met New Age geloven in het bestaan van een “subliem
punt”, de hoogste plaats van religie, die ze alle overstijgt, zodat de vrede
van de mensheid afhangt van het vernietigen van alle religies, om hen alle op
dat unieke punt te verenigen, gemeenschappelijk in alle religies (2 Cor.
6.14-18). Dit is “binnentreden in de
duisternis door de toelating van tegengestelden”, voorbijgaand aan het principe van de non-contradictie de “samenvalling van tegengestelden” aan te nemen. Voor de New Age is de
christelijke waarheid verborgen in de Koran, en is de islam niets anders dan
oorspronkelijk christendom hersteld. Dit gezichtspunt, puur theoretisch,
verlaat het geschiedsplan om verstrikt te raken in islamitische non-geschiedenis.
Zij legt een ontlichaamde theologie op die de kloof tussen bekering tot de
levende God en het onderschrijven van een theologisch schema ontkent. Daarmee
ontkent zij de unieke en ware religie die “subsisteert in de Katholieke en Apostolische Kerk” (Dignitatis Humanae, n˚1);
4.
Geloven dat moslims en christenen dezelfde oorsprong
als zonen Abrahams delen. Nu, Jezus zei dat degenen die niet in zijn
goddelijkheid geloven niet de zonen Abrahams of Gods zijn maar des duivels
(Joh. 8:44). Waar de moslims vleselijke afstamming van Abraham door Ismaël
claimen, een figuur van zonde (Gal. 4.21-31; Joh. 1.13; 8.39), heeft de
christen aanspraak op een geestelijk zoonschap, aangekondigd met de
wonderbaarlijke ontvangenis van Isaac, dus hier hebben we een onwrikbare
tegenstelling (Ef. 4.22-24; Gal. 5.17; Col. 3.9-10), uitgedrukt door Sara die
verzoekt dat de slavin en dier zoon van haar weggestuurd worden (Gen. 21.10).
Deze visie tracht de islam te voorzien van de legitimiteit van de
Hebreeeuws-christelijke openbaring, waaraan de islam zich probeert vast te
hechten.
5.
Geloven dat christenen en moslims het monotheïsme
gemeenschappelijk hebben. Christenen zouden simpelweg de fantasie hebben om het
dogma van de Drieëenheid toe te voegen aan die van de Goddelijke Eenheid, die
de noodzaak van de islam om deze afwijking te corrigeren zou verklaren. Maar
het dogma van de Drieëenheid is geen toevoeging aan de Goddelijke eenheid maar
drukt er de essentie van uit! In feite, de Drieëenheid van personen, want elk
van hen ís de goddelijke essentie zelf. Daarom wijst de islam, met het
ontkennen van het trinitarische dogma, de essentie van het monotheïsme zelf af
(cf. Jac. 2.19). Suggereren dat wij met moslims dezelfde monotheïstische
conceptie delen komt daarom neer op het ontkennen van het christelijke geloof
en huwen met de islam;
6.
Geloven dat christendom en islam de ‘geloven van het
boek’ zijn, is het ontkennen van het christelijk leven, dat niet gebaseerd is
op geloof in een boek dat uit de hemel kwam, maar op geloof in een levend persoon,
Jezus Christus;
7.
Het spelen van de rol van hulpje van de islam:
suggereren dat christenen en moslims dezelfde God hebben, dat de Koran een
woord van God is, dat Mohammed een profeet was, etc.;
8.
Het geven van een christelijke zin aan islamitische
teksten, of een centrale plek toekennen aan marginale aspecten van de islam,
zoals het soefisme, om de islam op christendom te laten lijken;
9.
Het voorstellen van de Incarnatie als monofysitisch,
dus zeggen dat God in een mens is veranderd, daarmee een half-menselijk,
half-goddelijk monster wordend (onacceptabel voor het gevoel voor goddelijke
transcendentie);
10.
Het maken van het Kruis tot de volvoering van het
christelijke leven (falen: onacceptabel);
11.
Het minachten van het gebruik van militaire macht;
12.
Denken dat proberen te overtuigen tegengesteld is
aan de godsdienstvrijheid (Hand. 9.27; 18.4,26);
13.
Vergeten te verklaren dat we islam en moslim,
doctrine en persoon van elkaar onderscheiden.
- De gewone wapens van
de apostel (cf. Ef. 6.12-18):
1.
De liefde voor de moslims, die de islam tot onze
vijanden heeft gemaakt (Mat. 5.44), en wier komst door Jezus voorspeld was in
de gelijkenis van het kaf (Mat. 13.24-30; 36-43) en in Joh. 16.2, een liefde
die hun het beste wenst, dat is hun bekering en redding;
2.
Gebed, in het bijzonder het Angelus, dat ons
speciaal door de Kerk gegeven is om van God de bekering van moslims en de vrede
te vragen.
3.
Vasten, want er zijn duivels zo boos dat ze niet
verjaagd kunnen worden dan door bidden en vasten (Mat. 17.21), en de islam is
zeker één van hen.
4.
Het overpeinzen van het Woord van God, dat “levend
en krachtig, scherper dan elk tweesnijdend zwaard” (Heb. 4.12);
5.
Maar ik stel toch een specifieke techniek om moslims
te evangeliseren voor, bevestigd door het getuigenis van verscheidene moslimbekeerlingen:
hen vragen te stellen om hen aan het denken te zetten over de redenen die zij
hebben moslim te zijn, de rede is namelijk het enige dat we met hen
gemeenschappelijk hebben, en die ons toestaat de waarheid te kennen. Zeker, het
christelijke geloof behelst waarheden die boven onze rede staan, maar als
daarom de rationele argumenten niet kunnen overtuigen, kunnen ze niettemin de
islamitische tegenwerpingen en argumenten weerleggen. Het is waar dat voor een
moslim nadenken over de rechtmatigheid van zijn geloof gelijk staat aan
ongeloof, maar gelukkig zijn niet alle moslims zo geïslamiseerd dat ze weigeren
na te denken over hun religie. Hierom moeten we geen tijd meer verliezen, zelfs
als het al zo laat is. Zoals uw landgenote van Somalische afkomst, levend onder
een fatwa die haar ter dood veroordeelt, Ayaan Hirsi Ali, gezegd heeft: “Vrij
spreken is het enige middel om de gesel die de islam is uit te dagen, en vooraleerst voor de moslims. Hoe meer
we dat doen, en hoe meer we hen in staat stellen na te denken over hun religie, wat in de
islam taboe is. 1,2 miljard moslims kunnen niets dan één waarheid aanvaarden, die welke de
profeet toelaat” (L’Express, 16.05.2005). De H. Thomas van Aquino
onderwees: “de waarheid toont zich nooit beter dan als zij zich teweerstelt
tegen hen die haar tegenspreken en hun dwalingen weerlegt” Maar helaas wil
het merendeel van de christenen, doordrenkt van relativisme, niet langer “de
zoete geur van Christus” zijn, “zowel bij hen die worden gered, als bij
hen die ten verderve gaan: voor den één een doodslucht ten dode, voor den ander
een levensgeur ten leven” (2 Cor. 2.16)…
Jammer genoeg heb ik geen tijd om de “1501 vragen
aan moslims” te laten zien, die ik in mijn boek “De islam ondervragen”
geïdentificeerd heb, maar ik hoop dat iemand mijn boek in uw taal zou willen
vertalen… Hier volgen enkele van de vragen:
- In soera 3.7 zegt
Allah: “Niemand buiten Allah kent de interpretatie van de Koran”.
1e
vraag: Waarom spreekt Allah als niemand buiten hijzelf begrijpt wat hij
zegt?
2e vraag: Hoe en waarom dan de Koran
citeren?
3e vraag: Als niemand buiten Allah de
interpretatie van de Koran kent, zijn al de wijzen van de islam, die claimen
dat ze weten wat islam is, niets anders dan bedriegers, en Allah een afgod die
zij laten spreken?
- De Koran erkent dat
Jezus het Woord van God is (Koran 4.171; 6.73), en dat alles door het
Woord van God is gemaakt (Koran
6.73; 16.40). Maar als alles door het woord van God geschapen is, dat
Jezus is, dan is Jezus zelf door niets geschapen… of door zichzelf. Daaruit
volgt dat de Koran zegt dat Jezus God is, want is het niet passend voor
God dat Hij van niemand afhankelijk is voor zijn bestaan?
- Waarom zegt Allah in
soera 3.55 dat tot de dag van de opstanding zij die Jezus volgen gered
zullen worden, en niet zij die Mohammed volgen?
- Waarom is het Jezus,
en niet Mohammed, die moet terugkomen voor het laatste oordeel (Koran
3.49)?
- Waarom is Jezus in
de hemel (Koran 4.158), en niet Mohammed?
- Is het beter een
volgeling te zijn van Jezus, die het “Wonder van God” is (Koran 3.49), de
“Waarheid” (6.73), het “Woord van God” (19.34), “de Messias” (4.171),
zonder zonde (19.19), die wonderen doet (3.49), die reeds in de hemel is
(4.158), vanwaar Hij zal komen om te oordelen (3.49), of is het beter een
zondaar te volgen, die gestorven is, zichzelf niet kon redden, en het
oordeel afwacht (Koran 5.266)?
- En hier de
belangrijkste vraag die ik altijd stel na zo’n kort gesprek: “Wie kan
er na Christus komen, zo niet de Antichrist?”.
Ter conclusie:
De H. Bernadette werd in 1870 gevraagd of zij de
komst van de Pruisen vreesde. Zij antwoordde: “Ik ben alleen bevreesd voor
de slechte katholieken”. Dit zijn waarlijk de ergste vijanden van Jezus
Christus! Want “De grootste kracht van het kwaden, is de lafheid en
zwakheid van de goeden, en alle pit van de heerschappij van Satan ligt in de
zwakheid van de christenen”. (H. Pius X) Het is belangrijk dat elke christen zich
nu verantwoordelijk voelt voor de bekering van zijn moslimbuurman. Als we de
moslims niet kerstenen, zullen ze ons niet alleen op de Oordeelsdag
beschuldigen door ons zwijgen aan hun verdoemenis te hebben bijgedragen, maar
verspelen we ook onze juiste kans op redding, en die van onze natiën. Feitelijk
is het heil gelinkt aan de evangelisatie: “Welnu, wanneer ge belijdt met uw
mond, dat Jezus de Heer is, en gelooft met uw hart, dat God hem uit de doden
heeft opgewekt, dan zult ge worden gered; want men gelooft met het hart
ter rechtvaardiging, en men belijd met de mond ter redding”. (Rom. 10.9-10; 1 Cor. 9.23;
Phil. 1.14; 1 P. 2.9-10).
Ik dank u.
2 opmerkingen:
Oh oh oh, dit kan ik niet eens serieus nemen, toch wil ik iets opmerken, in de Koran staat heel duidelijk; Zolang er geen aanval of gevaar dreigt van ongelovigen mogen moslims geen oorlog voeren... Oorlog is dus alleen toegestaan als moslims van hun plekken worden verdreven...Daarnaast is er heel veel materiaal gebruikt wat door mensen zelf verzonnen zijn, het zou objectiever zijn als men alleen de Koran als bron zou zien..
Als de moslims alleen oorlog voeren wanneer ze aangevallen worden, waarom hebben ze dan in de Middeleeuwen door een veroveringstocht grote delen van Noord-Afrika en Europa veroverd?
Een reactie posten