Pastoor Mennen
Priesters doen vaak alsof de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding op het doopsel, op de eerste communie en het vormsel bij een werkgroep ligt. Onder het voorwendsel dat ze het zo druk hebben laten ze praktisch alles aan zo’n groep over, en dat terwijl de meeste leden van dergelijke groepen de kerk niet veel of nooit van binnen zien en ook niet gewend zijn regelmatig te bidden. Catechese is echter niet de taak allereerst van leken maar een van de belangrijkste verantwoordelijkheden van de priester zelf waarin hij zijn taak als leraar van geloof moet vervullen. Ik noem “drukte” een voorwendsel omdat ik niet zou weten waar die drukte in zou bestaan? In deze geseculariseerde wereld doen jammer genoeg steeds minder mensen een beroep op de priester voor persoonlijke gesprekken en bovendien zijn het aantal huwelijken en uitvaarten drastisch afgenomen. Als hij een gewone werkweek maakt - en als celibatair met grote beschikbaarheid zou hij wel iets meer mogen doen - , heeft hij wel degelijk tijd om catechese te geven.
Ik zeg niet dat leken niet kunnen meehelpen, zeker meelevende en deskundige leken. Natuurlijk, dat is alleen maar goed. Maar leken laten meehelpen die zelf aan de rand van de Kerk en de geloofsbeleving staan, is vragen om moeilijkheden. Zij zijn immers niet in staat de noodzakelijke innerlijke overtuiging over te dragen. Zij blijven vaak steken in de “dingen die leuk zijn voor de kinderen” en willen niet graag praten over "dingen die kinderen toch niet begrijpen". In hun ogen begrijpen kinderen nooit de dingen waar ze zelf in hun geloof moeite mee hebben. En dat zijn steevast zonde, biecht, oordeel, en geboden want het geloof moet leuk blijven. Men kiest dan ook vaak een project dat vooral aan die normen van “leukigheid” voldoet.
Ook voor het samenstellen van vieringen voor eerste communie en vormsel hebben priesters blijkbaar geen tijd. Ook dat wordt dikwijls overgelaten aan een werkgroep die daarvoor totaal niet is toegerust; die zelfs niet door een doorleefde ervaring weet heeft van wat liturgie is. Het belangrijkste voor hen is dan het kiezen van het thema van de viering. Bij dat thema zoekt men dan teksten en gebeden. Als ze al weet hebben van liturgische boeken, gaan ze er niet vanuit want die zijn toch onverstaanbaar voor de kinderen. Het valt mij vaak op dat de gedichten die men uitkiest voor mij vaak nog onbegrijpelijk zijn, laat staan voor de kinderen. Vaak staat er het woord “gebed” boven een tekst die verder alleen een soort verklaring is van de Morele Herbewapening, het Humanistisch Verbond of de Milieubeweging. Met God heeft het veelal niet veel te maken, al staat zijn naam dan wel als aanhef boven. De voorbeden die toch bedoeld zijn om te bidden voor de intenties van Kerk, wereld en parochie, ontaarden ook vaak in goedbedoelde moraliserende mededelingen aan de kinderen waarbij het kan voorkomen dat de acclamatie die tot God gericht zou moeten zijn, luidt: “Geef mij je hand, geef mij ze allebei, want dan denk even, dat je niet kunt leven zonder mij.” Dit geeft de “biddende sfeer” aardig weer! Steevast is de eerste lezing een stichtelijk verhaal over een schelp, een vis of een wolk alsof de Bijbel niet vol prachtige verhalen staat. Het evangelie is een perikoop die vaak met zodanig veel franje en eigen woorden wordt verteld, dat de echte betekenis ervan verdwenen is. Ook kun je verhalen uit het oude testament tegenkomen waarboven “evangelie” staat. Zelfs het eucharistisch gebed is niet veilig. Of er wordt een gebed gebruikt van een anonieme, niet al te deskundige en theologisch ongeschoolde maker of men frunnikt aan een bestaand goedgekeurd gebed en laat er dingen uit die de groep niet welgevallig zijn. Ook de consecratiewoorden zijn voor de vandalen niet veilig met het gevolg dat er menig eerste-communieviering is waarin de kinderen niet hun communie doen omdat er gewoon geen eucharistie tot stand is gekomen. En de pastoor heeft nog steeds geen tijd (of misschien wil hij het niet) zijn verantwoordelijkheid waar te maken. Als men hem het boekje ter goedkeuring voorlegt, keurt hij het ongezien goed of durft de confrontatie met de groep niet aan om iets van hun “wrochtsels” of “zoeksels” af te keuren. Dat is ook moeilijk als je ze eerst ongestoord hun gang laat gaan.
Als je in een dergelijke parochie moet opvolgen in het pastoraat, dan ben je gezegend. De werkgroep die noodgedwongen altijd de hele voorbereiding heeft gedragen, ziet zich met kritiek op jarenlange arbeid geconfronteerd. In hun optiek hebben ze toch goed gehandeld. Ze hebben onder het goedkeurend oog van de pastoor en onder het applaus van de ouders jarenlang leuke vieringen samengesteld en nu komt er iemand die praat over liturgische regels en de echte inhoudelijkheid van de viering. “Maar”, werpen ze dan op, “als het moet zoals u wilt, dan begrijpen de kinderen er niets van.” Dan laat je een viering zien die aansluit bij de gebeden en de lezingen van de zondag maar dan in voor kinderen verstaanbare taal. Je vraagt: “kunnen kinderen dat verstaan?” “Ja", zeggen ze dan en dan volgt het ultieme argument, “maar het is niet leuk!”
En weet u wat het ergste is? Als je met veel gepraat en soms slapeloze nachten (want ongenoegen is nooit leuk) de zaak in het gareel hebt gekregen waarbij de groep overstag gaat of mokkend de pijp aan Maarten geeft met alle ellende van dien, dan krijg je na verloop van jaren een opvolger die het niet zo nauw neemt of het weer druk zegt te hebben. En dan zijn er altijd weer moeders met goede bedoelingen en weinig geloof die voor hun kinderen weer “leuke vieringen” willen maken. En zo helpen we in een paar generaties de laatste mensen de Kerk uit.
Oss 28 augustus 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten