Pastoor Mennen
Er zijn een boel oorzaken aan te wijzen voor het verdwijnen van het kerkelijk geloof in onze streken maar er is één heel belangrijke oorzaak die we liever niet zien. En die oorzaak is de Kerk zelf. En dan bedoel ik met Kerk allereerst de officiële Kerk die met de accentverschuivingen in de conciliaire theologie de relevantie van het katholieke geloof heeft ondergraven. Maar nog veel sterker bedoel ik de theologen en priesters die in hun geschriften en vanaf de preekstoel zodanig schreven en preekten dat veel mensen dachten: waarom zou ik me al die moeite getroosten om katholiek te zijn: het komt zo ook wel goed. Ik bedoel dan niet de modernistische ketters die sinds de jaren zestig het geloof van de katholieke Kerk met nadruk uithollen of aanvallen, nee ik bedoel dan de gemiddelde katholieke bisschop en priester die het goed bedoelen.
Er is namelijk sinds het Concilie (en voor een groot deel daarop steunend) een ongeremd heilsoptimisme gangbaar. Een belangrijk voorbeeld daarvan zijn de consecratiewoorden over de kelk in de eucharistische liturgie. Natuurlijk is het theologisch zo dat Christus in principe zijn bloed vergoten heeft voor alle mensen. Maar tegelijk is het feitelijk zo - en dat blijkt ook uit vele plaatsen in het evangelie - dat lang niet alle mensen het heil aannemen en dat is toch nodig om het heil te kunnen ontvangen. Daarmee is het eveneens waar dat Christus feitelijk zijn bloed vergoten heeft “voor velen”. En dat nu staat in alle instellingswoorden die uit de Bijbel bekend zijn en dus ook in de Latijnse woorden van de Mis: “pollois”, “pro multis”, “voor velen”. In veel vertalingen echter (ook in het Nederlandse missaal) heeft men echter “voor allen” vertaald. Je vraagt je af waarom? Dan zijn er (geleerde?) mensen die beweren dat er in het Aramees (de taal die Jezus sprak) geen woord voor “allen” bestond en dat men dan “velen” moest gebruiken. Dit lijkt me merkwaardig maar al zou dat zo zijn, dan wisten Paulus en de evangelisten die zowel Aramees als Grieks kenden, zeker wel wat Jezus bedoeld had en zouden ze in het Grieks wel “pasin” gekozen hebben wat “voor allen” betekent als Jezus die intentie gehad zou hebben. Nee, ik ben bang dat de feitelijke reden voor deze vertaling is, dat men in brede lagen van de Kerk niet meer wil aannemen dat het mogelijk is dat mensen niet gered zouden worden.
Wie wil of wie durft de laatste vijftig jaar nog te preken over de hel of over het oordeel. Ja, de enkeling die wel over de hel spreekt, spreekt daar meer over als over een louter theoretische mogelijkheid want, voegen zij er meteen aan toe: “ik denk dat de hel leeg is”.
Hebt u sinds het Concilie (of sinds de jaren zestig, zo u wilt) nog veel predikanten horen spreken over het onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden? Zelfs de officiële Catechismus van de Katholieke Kerk is daar tamelijk vaag over. Hebt u de zonden wel eens horen benoemen? En dan bedoel ik niet: de collectieve en sociale schuld aan de milieuvervuiling, de slavernij of de armoede in de wereld. Daar is volop over gepreekt net als de laatste tijd over het seksueel misbruik. Nee, hebt u nog ooit iets gehoord over de zonde van ongehuwd samenwonen, van overspel (vreemd gaan), van homoseksuele betrekkingen, van zondags niet aan de eucharistie deelnemen. En als er dan al over gepreekt werd, is er dan ooit bij gezegd dat dit allemaal zware zonden zijn waardoor je eeuwig heil gevaar loopt? Ik geloof het niet. Dat alles paste niet bij het fijne gevoel waarmee de mensen de kerk moesten uit. En God was toch voor alles een barmhartige en genadige God!
De Kerk zelf in haar liturgie voor de overledenen benadrukt meer de gedachte aan de verrijzenis dan de gedachte aan de vergelding. Daarom verdween als eerste het dreigende en om genade smekende “dies irae” uit de liturgie. Ook het “libera me” dat over het oordeel over de wereld spreekt, verdween uit de liturgie. Wat eens de “absoute” heette (vrij bidden van zonden), heet nu ongevaarlijk “laatste aanbeveling ten afscheid”. In lang niet alle gebeden voor de overledenen is er sprake van “vergeving van zonden”. Bewaart de Kerk nog een zeker evenwicht, bij de meeste priesters slaat de balans door naar de totale heilsoptimistische benadering. Men kiest alleen de gebeden die over de verrijzenis handelen of fabriceert ze zelf in die richting. In de preek wordt praktisch iedereen letterlijk de hemel in geprezen. Er wordt over het algemeen meer aandacht besteed aan de herinneringsmomenten dan aan het bidden voor de zielenrust. Het idee dat de heilige Mis een offer is voor het heil van levenden en doden is veelal uit het bewustzijn van de gelovigen verdwenen. Een duidelijk voorbeeld daarvan is dat in veel parochies zelfs op Allerzielen geen heilige Mis meer gevierd wordt, niet omdat er geen priester is, maar omdat de avondwakegroep een soort veredelde avondwake moet houden met kruisjes en kaarsjes. Het is meer herdenken dan bidden voor. Dat is trouwens meestal ook het geval bij gelovigen die een mistintentie opgeven. Niet dat de Mis opgedragen wordt, is in hun beleving belangrijk, maar het feit dat de naam van hun dierbare genoemd wordt. Daarvoor betaalt men een tientje. Daarom protesteert er niemand, als de Mis uitvalt en de intentie ineens voor een woord- en communiedienst blijkt te zijn. Ook de pastorale leiding in de parochie, ziet het verschil niet meer of is er in ieder geval erg slordig in.
Het besef dat de kerkelijke uitvaart gevierd wordt voor het zielenheil van de overledene, is grotendeels verdwenen. Men gelooft niet dat de uitvaart daartoe iets bijdraagt. De overledene is toch in de hemel. Zo heeft een groot deel van de clerus vijftig jaar gevierd en gepreekt. Geen wonder dat men niet meer het besef heeft dat het in de kerkelijke uitvaart om de voorbede van de hele Kerk gaat. Dat de Kerk als zodanig voor haar overleden kind bidt. Men gaat in sommige parochies ook heel onzorgvuldig om met de kerkelijkheid van de uitvaart. In ons bisdom kan een kerkelijke uitvaart alleen maar geschieden door een priester of een diaken. Doet een leek het, dan is dat illegaal en gebeurt het niet namens de Kerk. Maar dat maakt natuurlijk niets uit, als je eigenlijk niet voor de overledene hoeft te bidden omdat die toch al “recht naar de hemel is”. Het hoeft alleen maar “mooi” en “warm” te zijn. Een volgende stap - en die zetten steeds meer mensen, ook mensen die nog wel min of meer kerkelijk zijn - is het afzien van een kerkelijke uitvaart en het houden van een herinneringsviering in een profane ruimte. Die stap is maar heel klein geworden sinds er in veel kerken niet zo veel meer gebeden wordt bij een uitvaart maar het ook daar van gedichten, praatjes en plaatjes aan elkaar hangt. Zo zijn de mensen door levensnabije praatjes en riten van hun pastores onbedoeld maar trefzeker langzaam de kerk uit geleid.
Als het er eigenlijk niet meer echt toe doet hoe je leeft, - iedereen komt toch in de hemel - waarom zou je dan nog bij een Kerk moeten horen? Dan maak ik toch zelf lekker uit hoe ik wil leven. Moet ik me dan nog druk maken over wat God wil? Die is uiteindelijk toch eindeloos barmhartig en zorgt dat ik toch wel in de hemel kom. Ik denk dat dit de achterliggende gedachte is (bewust of onbewust) bij veel mensen die van de Kerk los raken. Waarvoor dient die Kerk, als wat ze zegt er eigenlijk niet echt toe doet. Dat is het signaal dat de Kerk, vooral in haar bedienaren, heeft afgegeven.
Is het toevallig, dat in de lezingen de dreigende dingen die Jezus zegt vaak tussen haakjes staan? Die hoeven we niet te lezen. Dat is officieel zo.
Maar de belangrijkste reden om Jezus achterna te gaan, zijn misschien toch wel de dreigementen. Het loopt anders verkeerd met je af en je komt te terecht in de plaats waar geween is en tandengeknars. Je loopt je eeuwig ongeluk tegemoet. Niet dat het met de dood afgelopen zou zijn, is het ergste. Trouwens de meeste moderne mensen die hier volop genoten hebben, vinden dat niet erg. Het ergste is - en dat zouden we de mensen met nadruk moeten voorhouden - dat de mogelijkheid bestaat van een eeuwige ongeluk, ver van God en ver van je medemensen, een onvoorstelbare nooit ophoudende pijn.
Als met Pinksteren de mensen aan Petrus vragen: wat moeten we doen? Dan zegt hij: je moet geloven in Jezus en je moet je laten dopen. En even verder zegt hij heel nadrukkelijk: “redt u uit dit ontaarde geslacht!”
Daar gaat het om. De Kerk is het instrument van het heil. Als je bij de Kerk hoort en leeft in gemeenschap met de Kerk krijg je deel aan het heil. Als je buiten de Kerk leeft, als je willens en wetens niet volgens de wil van God leeft, dan verspeel je het heil. Anders gezegd met een van de vier voornaamste waarheden van het geloof: “God loont het goed en straft het kwade.”
Sinds het Concilie wekt de Kerk bovendien de indruk dat er buiten de Kerk nog meer instrumenten van heil zijn. Het heeft er de schijn van dat Kerk zegt: ook via de islam of het hindoeïsme kun je zalig worden als je maar een goeie moslim of hindoe bent. Dit lijkt me theologisch dubieus in het licht van bijv. de uitspraken van Jezus: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” en “los van Mij kunt ge niets”. De vorm waarin het vredestreffen in Assisi (een Boeddhabeeld op het altaar etc) plaats heeft gevonden, versterkt die indruk. In ieder geval kunnen we over de hele linie een afnemen van het missionair bewustzijn in de Kerk waarnemen. Er heerst breed de idee: iedereen kan in zijn eigen geloof zalig worden. Als dat waar is, waarom zou ik dan bij de katholieke Kerk blijven horen, waarin zoveel dingen zijn waaraan ik me erger? Dan kan ik toch net zo goed zalig worden in mijn eigen geloof of in het geloof van de fijne groep waarmee ik een soort kerkje vorm omdat de bisschop of de paus me niet bevallen. Gelooft de Kerk in de praktijk nog in de aloude (en zelfs tot dogma verheven) waarheid: “extra Ecclesiam nulla salus” (buiten de Kerk is er geen heil)? Als dat zo is, dan zou ze dat in haar prediking duidelijker naar voren moeten brengen. Het irenisch indifferentisme waarin we nu leven, maakt het behoren tot de Kerk en het deelnemen aan het kerkelijke leven tot iets voor liefhebbers en fijnproevers maar zeker niet noodzakelijk voor iedereen.
Als paus Benedictus steeds weer benadrukt heeft, dat het Concilie geen breuk is met de Traditie maar in de lijn van de Traditie moet worden uitgelegd, dan is hier nog veel werk te doen.
Oss 24 augustus 2013
“Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen, maar zij zullen daar niet in slagen”. Lc 13, 24 (het evangelie van deze zondag)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten