zondag 15 april 2018

De hel bestaat echt - een waarschuwing voor waar we hier mee te maken hebben

Onderstaande bijdrage is van de Romeinse historicus Roberto de Mattei, 4 april 2018.

Het doel van de Kerk is de glorie van God en de redding van de zielen. Redding van wat? De eeuwige verdoemenis en dat is het lot van hen die in doodzonde sterven. Voor de redding van de mensen offerde onze Heer zijn verlossend lijden en sterven. Onze Lieve Vrouw herinnerde ons hieraan in Fatima: het eerste geheim, toevertrouwd aan de drie herdertjes op 13 juli 1917, begon met het verschrikkelijke visioen van een zee van hellevuren. Als onze Lieve Vrouw niet beloofd had hen mee te nemen naar de hemel – schrijft zuster Lucia – zouden de zieners van ontzetting en angst gestorven zijn. De woorden van onze Lieve Vrouw zijn verontrustend en streng: “Jullie hebben de hel gezien waar de zielen van de arme zondaars heen gaan. Om Hen te redden wil God dat in de wereld de devotie tot mijn onbevlekt Hart begonnen wordt.”

Een jaar eerder had de engel van Fatima de drie herdertjes dit gebed geleerd: “O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de hel, breng alle zielen naar de Hemel, vooral diegenen die uw barmhartigheid het meeste nodig hebben”. Jezus spreekt herhaaldelijk van het “Gehenna” en van het “onblusbaar vuur” (Mt. 5, 22; 13, 42; Mc. 9, 43-49) dat bestemd is voor hen die zich weigeren te bekeren, zelfs op het eind van hun leven. Dit eerste vuur, het geestelijke, is een beroofd worden van God. Het is de meest vreselijke straf en vormt simpelweg de hel omdat de dood de aardse banden losmaakt van de ziel die met al haar kracht ernaar hunkert God te bereiken maar daar niet in slaagt als zij vrijwillig ervoor gekozen heeft zich door de zonde van Hem te scheiden. De tweede straf is die mysterieuze straf waarin de ziel niet lijdt van metaforisch maar van echt vuur, dat onblusbaar is en dat samengaat met het geestelijke vuur van het verlies van God. Bovendien, omdat de ziel onsterfelijk is, duurt de gepaste straf voor een doodzonde zonder berouw even lang als het leven van de ziel, dat wil zeggen voor altijd, in alle eeuwigheid. Deze leer is gedefinieerd door het IVde Lateraans Concilie en de Concilies van Lyon, Florence en Trente. In de Constitutie Benedictus Deus van 29 januari 1336 veroordeelt paus Benedictus XII de dwalingen van zijn voorganger Johannes XXII over de gelukzalige aanschouwing. Hij bekrachtigt: “Wij definiëren dat volgens de algemene beschikking van God de zielen van hen die daadwerkelijk in doodzonde sterven onmiddellijk na hun dood naar de hel gaan en daar de pijn van de hel ondergaan” (Denz-H 1002).

Op 29 maart 2018, Witte Donderdag, verscheen in het dagblad La Repubblica een interview dat paus Franciscus aan dit blad gegeven had. Zijn gewone interviewer vraagt hem: “U hebt nooit met mij gesproken over de zielen die in zonde gestorven zijn en naar de hel gaan om voor eeuwig te lijden. U hebt wel gesproken over de goede zielen, die toegelaten worden tot de beschouwing van God. Maar hoe zit het nu met de slechte zielen? Waar worden zij gestraft?

Paus Franciscus antwoordde als volgt: “Zij worden niet gestraft; die spijt hebben krijgen vergiffenis van God en gaan de rangen binnen van de zielen die Hem aanschouwen maar zij die geen spijt hebben en daarom niet vergeven kunnen worden, verdwijnen. Er bestaat geen hel, er bestaat en verdwijnen van zondige zielen.

Zoals deze woorden klinken, vormen zij een ketterij. De commotie (die zij veroorzaakten) was zich al bezig over de wereld te verspreiden toen de Vaticaanse Persdienst tussenbeide kwam met een communiqué waarin we lezen: paus Franciscus “heeft onlangs de oprichter van de krant La Repubblica  in een privé ontmoeting vanwege Pasen ontvangen zonder echter een interview te geven. Wat door de auteur meegedeeld wordt in het artikel van vandaag is de vrucht van zijn reconstructie waarin de precieze woorden van de paus niet worden geciteerd. Er staan geen  citaten in het artikel en het mag niet worden beschouwd als een getrouwe weergave van de woorden van de heilige vader.”

Het gaat dus niet om een interview maar om een privé gesprek waarvan de paus niettemin heel goed wist dat het zou worden omgevormd tot een interview zoals is gebeurd in de vier voorafgaande ontmoetingen met Scalfari. En als – ondanks het rumoer dat de voorgaande interviews met de journalist van La Repubblica veroorzaakten – de paus doorgaat met hem te beschouwen als zijn favoriete ondervrager, dan betekent dit dat de paus door deze interviews een soort katholiek leergezag probeert uit te oefenen middels de massamedia en dat leidt tot onvermijdelijke consequenties.

Geen zin – aldus de Heilige Stoel – moet beschouwd worden als een getrouwe weergave maar geen enkele specifieke inhoud wordt ontkend; op deze manier weten we niet welk aspect van de gedachte van Bergoglio verkeerd geïnterpreteerd wordt. In de vijf jaar van het pontificaat van Franciscus heeft hij nooit gesproken over de hel als eeuwige straf voor de zielen die in zonde sterven. Om zijn gedachte te verhelderen diende de paus of de heilige Stoel publiek de leer van de Kerk te bevestigen ten aanzien van alle punten in het interview waarin die leer wordt ontkend. Dit is jammer genoeg niet gebeurd en wij blijven achter met de indruk dat het nieuws van La Repubblica geen fake nieuws is maar een opzettelijk plan om de verwarring onder de gelovigen te vergroten.

De stelling dat eeuwig leven gereserveerd is voor de rechtvaardigen terwijl de slechten verdwijnen, is een oude ketterij, die niet alleen het bestaan van de hel ontkent maar ook de onsterfelijkheid van de ziel zoals die is gedefinieerd door het Vde Lateraans Concilie (Denz-H, n. 1440). Deze bizarre mening werd gehouden door Socinianen, de liberale protestanten, door sommige adventistensectes in Italië, en door de Waldensendominee, Ugo Janni (1865-1938), bedenker van het “Pan-christendom” en grootmeester van vrijmetselaarsloge in Sanremo.

Voor deze auteurs is onsterfelijkheid een privilege dat door God alleen wordt verleend aan de zielen van de rechtvaardigen. Het lot van de zielen die volharden in de zonde, is niet de eeuwige straf maar het totale verlies van zijn. Deze leer is bekend als “keuze-onsterfelijkheid” of “conditionalisme” omdat het houdt dat moreel gedrag de voorwaarde is voor onsterfelijkheid. Het einde van een deugdzaam leven is eeuwigheid van zijn; het einde van een schuldig leven is zelfvernietiging.

“Conditionalisme” gaat heel goed samen met “evolutionisme” omdat het houdt dat onsterfelijkheid de overwinning van de ziel is in een soort opstijgen van de mens, vergelijkbaar met de “natuurlijke selectie” die ervoor zorgt dat lagere organismen veranderen in hogere organismen. Wij worden geconfronteerd met een op zijn minst impliciet materialistisch idee. Immers de oorzaak van de onsterfelijkheid van de ziel is dat zij geest is:  wat geestelijk is kan niet tot afbraak overgaan en zij die de mogelijkheid aannemen dat de ziel afgebroken kan worden, schrijven dus aan de ziel een materiële natuur toe. Een eenvoudige en geestelijke substantie als de ziel kan niet verloren gaan tenzij door het ingrijpen van God, maar dat wordt door de “conditionalisten” ontkend omdat dit zou betekenen dat ze zouden toegeven dat God een rechtvaardige God is die oordeelt en beloont en straft in tijd en eeuwigheid.

In plaats daarvan kent hun idee van een altijd barmhartige God aan de wil van de mens de eigenschap toe van zelfbeschikking. Men kan er voor kiezen een vonk te worden die zichzelf verliest in het goddelijk vuur of die wordt uitgedoofd in het absolute niets. Pantheïsme of nihilisme dat zijn de keuzemogelijkheden voor de mens in deze kosmologie die niets maar dan ook niets van doen heeft met het katholieke geloof en het gezond verstand. Bovendien haalt het “conditionalisme” bij een atheïst, die er al van overtuigd is dat er na de dood niets is, de mogelijkheid tot bekering weg, die hem geboden wordt door de  timor Domini: het begin van alle wijsheid (ps. 110, 10), de vreze des Heren aan wiens oordeel niemand zal ontkomen. Alleen door geloof in de onfeilbare gerechtigheid van God zijn we in staat ons over te geven aan zijn onmetelijke barmhartigheid.

De verkondiging van de uiteindelijke bestemming van de zielen die de Kerk aanreikt in Vier Uitersten (door oordeel, hel en hemel) is in onze tijd meer dan ooit nodig. Onze Lieve Vrouw wilde er ons aan herinneren in Fatima. Ze voorzag de afval van de herders  maar ze verzekerde ons ook dat wij nooit van hemelse hulp verstoken zullen zijn.

Vertaling uit het Engels: C. Mennen pr

Geen opmerkingen: