Kardinaal Gerhard Müller, de door paus Franciscus ontslagen prefect van de Congregatie voor de geloofsleer, heeft in een interview met de “Tagespost” de uitdrukking “in bepaalde gevallen” een “retorische truc” genoemd. Die uitspraak is mij uit het hart gegrepen. De kardinaal doelde hier op een beslissing van de Duitse Bisschoppenconferentie, dat protestantse partijen in een gemengd huwelijk “in bepaalde gevallen” tijdens de katholiek eucharistie te communie zouden mogen. Dan moeten er wel “zwaarwegende godsdienstige redenen” voor zijn en de protestantse partij moet het katholieke geloof in de eucharistie delen. Maar wie controleert dat? In feite betekent zo’n uitspraak dat alle protestantse partijen in een gemengd huwelijk, die dat willen, zullen denken dat ze te communie mogen gaan. En daarmee wordt geen geestelijke nood opgelost maar een gelovige praktijk rond de eucharistie verder afgebroken. Het zal meer en meer worden: “gemeenschap vieren met elkaar en niemand buitensluiten” en de eucharistische Christus komt daarmee steeds meer op het tweede plan. Een dan spreek ik nog niet van het domino-effect van deze Duitse beslissing. Hoewel die formeel alleen voor Duitsland geldt, zullen hier gelovigen en priesters zeggen: als het in Duitsland kan, waarom dan hier niet? Daarom is de uitdrukking “in bepaalde gevallen” een retorische truc om langs een achterdeur de intercommunie in te voeren. En u weet dat de protestanten geen echte eucharistie hebben omdat ze het apostolische wijdingsambt in de reformatie hebben afgeschaft, en dat ze alleen een beperkte of louter symbolische aanwezigheid van Christus aannemen in het avondmaal dat door een dominee bediend wordt. Dan zal het u duidelijk zijn, dat we van het “katholieke geloof in de eucharistie” bij protestanten weinig te verwachten hebben. Als ze dat geloof hebben, kunnen ze beter katholiek worden en binnentreden in de volledige katholieke traditie waarbinnen de ware eucharistie alleen begrepen kan worden.
Trouwens de uitdrukking “in bepaalde gevallen” of “in pastorale noodzaak” leidt meestal tot het verbreden van de uitzondering tot een normale regel. Ik noem hier enkele voorbeelden:
- De communie op de hand is als uitzondering voor bepaalde streken ingevoerd. De communie op de tong is en blijft de normale vorm van communiceren. Maar wie weet dat nog? De communie op de hand is in de praktijk zodanig de norm geworden dat zelfs in veel kerken de communie op de tong geweigerd wordt.
- Normaal is in de Kerk dat een uitvaartplechtigheid voor een gelovige wordt verricht door een priester of een diaken. De pausen hebben steeds weer benadrukt dat het leiden van een uitvaart een van de belangrijkste taken is van de priester. Alleen in noodsituaties kan de bisschop leken verlof geven, als dat werkelijk nodig is, een uitvaart te leiden. Hiervoor is eigenlijk vereist dat de bisschoppenconferentie tot die mogelijkheid besluit en dat Rome dit besluit goedkeurt. Deze vereisten lapt men meestal aan zijn laars. En in sommige bisdommen (in België) worden alle uitvaarten door leken geleid terwijl de priesters thuis zitten. Hen wordt het soms onmogelijk gemaakt een uitvaart te leiden. Ook hier leidt de uitzondering tot een gewoonte die tegengesteld is aan de voorschriften en de tradities van de Kerk.
- Normaal is het de eigen taak van de priester en de diaken om de communie uit te reiken in de Mis en deze naar de zieken te brengen. Als het aantal gelovigen zo groot is, dat het communie uitreiken onverantwoord lang zou duren, kan de priester ad hoc leken aanstellen middels een zegen. Feitelijk zijn die leken dat vaak als een eigen taak gaan beschouwen en we kunnen het nu meemaken dat er maar een veertigtal mensen in de kerk zitten en er toch twee leken mee communie uitreiken. Ik weet uit de praktijk dat het aantal zieken en ouderen die de communie thuis willen ontvangen, erg klein is geworden. Toch zijn er veel parochies waar niet de priester/diaken de communie brengt maar een leek, terwijl de priester/diaken zich met andere, ook ongetwijfeld nuttige maar minder bij zijn taak horende, dingen bezig houdt.
- Normaal is het dat de priester (ambtshalve voorzitter van de gelovige gemeenschap) alle vieringen (niet alleen eucharistievieringen) in de kerk leidt. Is hij echt niet beschikbaar, dan kunnen bepaalde vieringen door een diaken, en bij diens ontstentenis door een gevormde leek geleid worden. Die lekendiensten dienen in het kerkelijk leven uitzonderingen te zijn en een antwoord op een noodsituatie. Dit geldt ook voor avondwakes bij uitvaarten. Rome heeft indertijd in een brief aan de Nederlandse bisschoppen zijn bevreemding uitgesproken over het feit dat leken avondwakes leidden terwijl de priester in de pastorie zaten. We weten allemaal hoe die avondwakes een recht geworden zijn van een werkgroep en dat ook veel priesters een dergelijke viering om wat voor reden dan ook graag aan de werkgroep overlaten. De inhoud is heel vaak navenant en weinig liturgisch/kerkelijk.
- Het uit- en instellen van het heilig Sacrament is een taak van de priester/diaken. In geval van nood (in afzonderlijke gevallen) kan dit door een aangestelde acoliet of desnoods door een andere leek gebeuren. Dat “noodgeval” is bij sommige priesters bijna permanent aanwezig en zij blijven graag op de achtergrond.
U begrijpt dat ik ervoor zou zijn dat “in bepaalde gevallen” of “vanwege pastorale noodzaak” eens kritisch onder de loep genomen zou worden en misschien drastisch zou worden ingeperkt omdat er effecten bereikt worden die door de Kerk niet worden bedoeld en die tegen haar traditie ingaan.
C. Mennen pr
1 maart 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten