De voorgenoemde regels voorzien inter alia dat in individuele gevallen de personen, genaamd “gescheiden en hertrouwd”, het sacrament van de Biecht en de Heilige Communie mogen ontvangen, terwijl ze gewoon en doelbewust more uxorio leven met een persoon die niet hun wettige echtgenoot is. Deze pastorale normen hebben goedkeuring gekregen van verschillende hiërarchische autoriteiten. Sommige van deze normen hebben zelfs goedkeuring gekregen van de opperste autoriteit van de Kerk.
De verspreiding van deze kerkelijk goedgekeurde pastorale normen heeft een aanzienlijke en almaar toenemende verwarring veroorzaakt onder de gelovigen en de geestelijken, een verwarring die de centrale manifestaties van het leven van de Kerk raakt, zoals een sacramenteel huwelijk met de familie, de huiskerken en het sacrament van de Meest Heilige Eucharistie.
Volgens de leer van de Kerk, geeft enkel de sacramentele huwelijksband de grondslag voor een huiskerk (zie 2e Vat. Concilie, Lumen Gentium, 11). De toelating van de zogenaamde “gescheiden en hertrouwde” gelovigen tot de Heilige Communie, die de hoogste uiting is van de eenheid van Christus de Bruidegom met Zijn Kerk, betekent in de praktijk een manier van het goedkeuren of wettig maken van echtscheiding, en in deze betekenis een soort van introductie van echtscheiding in het leven van de Kerk.
De vernoemde pastorale normen worden in de praktijk en in de tijd onthuld als een middel om de ‘plaag van echtscheiding’ te verspreiden (een uitdrukking gebruikt door het Tweede Vaticaans Concilie, zie Gaudium et spes, 47). Het is een kwestie van het verspreiden van de ‘plaag van echtscheiding’, zelfs in het leven van de Kerk, wanneer de Kerk, in plaats hiervan, vanwege haar onvoorwaardelijke trouw aan de leer van Christus, een bolwerk zou moeten zijn, en een onmiskenbaar teken van tegenspraak tegen de plaag van echtscheiding die elke dag weliger tiert in de burgerlijke samenleving.
Ondubbelzinnig en zonder het toelaten van enige uitzondering herbevestigde onze Heer en Verlosser Jezus Christus plechtig Gods wil inzake het absolute verbod van echtscheiding. Een goedkeuring of wettiging van de schending van de heiligheid van de huwelijksband, zelfs indirect door de vernoemde nieuwe sacramentele discipline, spreekt ernstig Gods uitgedrukte wil en Zijn Gebod tegen. Deze praktijk vertegenwoordigt daarom een substantiële wijziging van de tweeduizend jaar oude discipline van de Kerk. Verder, zal een substantieel gewijzigde discipline uiteindelijk leiden tot een wijziging in de overeenkomende Leer.
Het voortdurende Magisterium van de Kerk, beginnend met de leer van de Apostelen en van al de Opperste Pontifexen, heeft zowel in de doctrine (in theorie) en in de sacramentele discipline (in praktijk) op een ondubbelzinnige wijze, zonder enige schaduw van twijfel en altijd op dezelfde manier en in dezelfde betekenis (eodem sensu eademque sententia) kristallijne leer van Christus bewaard en getrouw doorgegeven betreffende de onverbreekbaarheid van het huwelijk.
Vanwege de Goddelijk ingestelde natuur, mag de discipline van de sacramenten nooit het geopenbaarde woord van God en het geloof van de Kerk in de absolute onverbreekbaarheid van een bekrachtigd en geconsumeerd huwelijk tegenspreken. “Het sacrament vooronderstelt niet enkel geloof, maar door de woorden en voorwerpen voeden, sterken en uiten ze dit; dat is waarom ze ‘sacramenten van geloof’ worden genoemd” (Tweede Vaticaans Concilie, Sacrosanctum Concilium, 59). “Zelfs de opperste autoriteit in de Kerk kan de liturgie niet willekeurig veranderen, maar enkel in gehoorzaamheid van het geloof en met religieus respect voor het mysterie van de liturgie” (Catechismus van de Katholieke Kerk, 1125).
Het Katholieke geloof sluit door z’n natuur een formele contradictie uit tussen het geloof dat wordt beleden aan de ene kant en het leven en de praktijk van de sacramenten aan de andere kant. Op deze manier kunnen we ook de volgende bevestiging van het Magisterum begrijpen: “Deze splitsing tussen het geloof welke vele belijden en hun dagelijkse leven verdient het om gerekend te worden onder de meer ernstigere dwalingen van ons tijdperk.” (Tweede Vaticaans Concilie, Gaudium et Spes, 43) en “Dienovereenkomstig, moet de pedagogie van de Kerk altijd verbonden blijven met haar doctrine en nooit ervan gescheiden worden” (Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio, 33).
In het zicht van het vitale belang die de leer en de discipline van het huwelijk en de Eucharistie vormen, is de Kerk genoodzaakt om te spreken met dezelfde stem. De pastorale normen betreffende de onverbreekbaarheid van het huwelijk, mag daarom niet tegengesproken worden tussen een bisdom en een ander, tussen één land en een ander. Sinds de tijd van de Apostelen, heeft de kerk deze beginselen in acht genomen, zoals de H. Ireneus van Lyon getuigt: “De Kerk, die doorheen de wereld tot aan de einden der aarde verspreid is, heeft het geloof van de Apostelen en hun leerlingen ontvangen, deze prediking en dit geloof met zorg bewaard, en alsof ze één huis bewoont, gelooft ze in op de zelfde identieke manier, alsof ze maar één ziel en één hart had, en ze verkondigt de waarheid van het geloof en geeft dit eenstemmig door, alsof ze maar één mond had.” (Adversus haereses, I, 10,2). Sint Thomas van Aquino geeft ons hetzelfde eeuwigdurende beginsel van het leven van de Kerk: “Er is één en hetzelfde geloof van de ouden van dagen en de hedendaagsen, anders zou er niet één en dezelfde Kerk zijn.” (Questiones Disputatae de Veritate, q. 14, a. 12c).
De volgende waarschuwing van Paus Johannes Paulus II blijft actueel en geldig: “De verwarring, gecreëerd in het geweten van vele gelovigen door de verschillen in meningen en onderrichtingen in theologie, in prediking, in catechese, in spirituele leiding, over serieuze en delicate vragen over de Christelijke moraal, mondt uit in het reduceren van de ware zin van zonde, bijna tot het punt van het te elimineren.”(Apostolische Exhortatie Reconciliatio et Paenitenia, 18).
De betekenis van de volgende verklaringen van het Magisterium van de Kerk is volledig toepasbaar op de doctrine en de sacramentele discipline betreffende de onverbreekbaarheid van een bekrachtigd en geconsumeerd huwelijk:
- “Want de Kerk van Christus, de opmerkzame bewaarder die zij is, en verdediger van de dogma’s die bij haar werden neergelegd, reduceert nooit iets, voegt er nooit iets aan toe, maar met alle waakzaamheid behandelt zij de aloude leer getrouw en wijs, die het geloof van de Vaders heeft doorgegeven. Ze streeft ernaar om ze te onderzoeken en uit te leggen op zo’n manier dat de aloude dogma’s van de hemelse leer duidelijk en helder wordt gemaakt, maar hun volle, integrale en eigenlijke natuur ervan bewaren, en enkel groeien binnen hun eigen genus – dat is, binnen hetzelfde dogma, op dezelfde manier en dezelfde betekenis” (Pius IX, Dogmatische bul Ineffabilis Deus)
- “Met betrekking tot de eigenlijke substantie van de waarheid, heeft de Kerk voor God en voor de mensen de heilige plicht om het aan te kondigen, te onderrichten zonder enige verzwakking, zoals Christus het heeft geopenbaard, en er is geen tijdsbepaling die de strengheid van deze plicht kan reduceren. Het bindt in geweten elke priester aan wie de zorg van het onderrichten, vermanen en begeleiden van de gelovigen werd toevertrouwd” (Pius XII, Toespraak aan parochiepriesters en Vastenpredikers, 23 maart 1949).
- “De Kerk historiseert en relativeert de natuur van de Kerk die altijd gelijk en trouw aan zichzelf is, zoals Christus het heeft gewild en authentieke traditie ze perfectioneerde, niet tot de gedaanteverwisselingen van de profane cultuur.” (Paulus VI, homilie van 28 oktober 1965)
- · “Nu is het een buitengewone manifestatie van liefdadigheid tegenover zielen om niets weg te laten van de reddende leer van Christus” (Paulus VI, Encycliek Humanae Vitae, 29).
- “Gelijk welke echtelijke moeilijkheden worden opgelost zonder ooit de waarheid te vervalsen en te compromitteren” (Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie Familiaris Consortio, 33).
- “De Kerk is op geen enkele manier de auteur of de scheidsrechter van deze norm (van de Goddelijke morele wet). In gehoorzaamheid aan de waarheid, die Christus is, wiens beeld weerspiegeld wordt in de natuur en de waardigheid van het menselijk persoon, interpreteert de Kerk de morele norm en stelt ze dit voor aan alle mensen van goede wil, zonder diens eisen van radicaliteit en perfectie te verdoezelen” (Johannes Paulus II, Apostolische Exhoratatie Familiaris Consortio, 33).
- “Het andere beginsel is dat van waarheid en consistentie, waarbij de Kerk er niet mee instemt om goed kwaad en kwaad goed te noemen. Haarzelf baserend op deze twee complementaire beginselen, kan de Kerk enkel haar kinderen uitnodigen die zichzelf in deze pijnlijke situaties bevinden, om de goddelijke barmhartigheid te benaderen op andere wijzen, echter niet door de sacramenten van biecht en eucharistie tot op het tijdstip dat ze de gepaste maatregelen genomen hebben” (Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie Reconciliatio et Paenitentia, 34).
- De vastberadenheid van de Kerk in het verdedigen van de universele en niet-veranderende morele normen is helemaal niet vernederend. Het enige doel hiervan is om de ware vrijheid van de mens te dienen. Omdat er geen vrijheid kan zijn los van, of in tegenstelling tot de waarheid” (Johannes Paulus II, Encycliek Veritatis Splendor, 96).
- “Wanneer het een kwestie is van de morele normen die intrinsiek kwaad verbieden, zijn er geen privileges of uitzonderingen voor wie dan ook. Het maakt geen verschil of men de baas van de wereld of de ‘armste van de armen’ is op het aanschijn der aarde. Voor de eisen van de moraliteit zijn we allen absoluut gelijk” (Johannes Paulus II, Encycliek Veritatis Splendor, 96).
- “De verplichting van het herhalen van deze onmogelijkheid van het toedienen van de Eucharistie is vereist voor de authentieke pastorale zorg en voor een authentieke bezorgdheid voor het welzijn van deze gelovigen en van de hele Kerk, daar het de voorwaarden aangeeft die noodzakelijk zijn voor de volheid van die bekering waartoe iedereen altijd geroepen worden door de Heer” (Pauselijke Raad voor Wetgevende teksten, verklaring over de toelaatbaarheid van de H. Communie aan de gescheiden en hertrouwden, 24 juni 2000, n. 5).
Als katholieke bisschoppen, die – volgens de leer van het Tweede Vaticaans Concilie – de eenheid van het geloof en de algemene discipline van de Kerk moeten verdedigen, en ervoor zorgen dat het licht van de volle waarheid zou oprijzen voor alle mensen (Lumen Gentium, 23), zijn we in geweten gedwongen om in het zicht van de huidige ongebreidelde verwarring de onveranderlijke waarheid en de tegelijk onveranderlijke discipline betreffende de onverbreekbaarheid van het huwelijk overeenkomstig de tweeduizend jaar oude en ongewijzigde leer van het Magisterium van de Kerk te verklaren. In deze geest herhalen wij:
- Seksuele relaties tussen twee mensen die met elkaar niet in de band van een geldig huwelijk zijn – wat voorkomt in het geval van de zogenaamde “gescheiden en hertrouwden” – zijn altijd tegengesteld aan Gods wil en vormen een ernstig vergrijp tegen God.
- Geen enkele omstandigheid of zekerheid, zelfs niet een mogelijke toerekenbaarheid of verminderde schuld, kan zo’n seksuele relaties tot een positieve morele realiteit en aangenaam aan God maken. Hetzelfde geldt voor de andere negatieve voorschriften van de Tien Geboden van God. Omdat er “daden bestaan die, per se en op zichzelf, onafhankelijk van omstandigheden, altijd ernstig verkeerd zijn op grond van hun doel” (Johannes Paulus II, Apostolische Exhortatie Reconciliatio et Paenitentia, 17).
- De Kerk bezit niet het onfeilbare charisma van het oordelen van de interne staat van genade van een lid van de gelovigen (zie Concilie Trente, sessie 24, hoofdstuk 1). Het niet-toelaten tot de H. Communie van de zogenaamde “gescheiden en hertrouwden” betekent daarom niet een oordeel over hun staat van genade vóór God, maar een oordeel over de zichtbare, publieke en objectieve aard van hun situatie. Vanwege de zichtbare natuur van de sacramenten en van de Kerk zelf, hangt het ontvangen van de sacramenten noodzakelijkerwijs af van de overeenkomende zichtbare en objectieve situatie van de gelovigen.
- Het is niet moreel wettig om in seksuele relaties betrokken te zijn met een persoon die niet diens wettige echtgenoot is, om zogezegd een andere zonde te vermijden. Vermits het Woord van God ons leert dat het niet wettig is om “kwaad te doen, zodat er goed kan uit voortkomen” (Romeinen, 3,8).
- De toelating van zo’n personen tot de H. Communie mag enkel toegelaten worden wanneer zij met de hulp van Gods genade en een geduldige en individuele pastorale begeleiding een oprechte intentie vormen om van nu af aan de gewoonte van zo’n seksuele relaties vaarwel te zeggen, en om ergernis te vermijden. Het is op deze manier dat de ware onderscheiding en pastorale begeleiding altijd werden geuit in de Kerk.
- Mensen die continue niet-huwelijkse seksuele relaties hebben, schenden hun onverbreekbare sacramentele echtelijke band met hun levensstijl in relatie tot hun wettige echtgenoot. Om deze reden zijn ze niet toegelaten “in Geest en in Waarheid” (zie Joh. 4,23) aan het Eucharistisch bruiloftsmaal van Christus, waarbij we ook de woorden in acht nemen van de ritus van de H. Communie: “Gezegend zijn de gasten aan het bruiloftsmaal van het Lam! (Openbaring, 19,9).
- De vervulling van Gods wil, geopenbaard in Zijn Tien Geboden en in Zijn expliciet en absoluut verbod van echtscheiding, vormt het ware spirituele goed van de mensen hier op aarde en zal hen leiden tot de ware vreugde van liefde in de verlossing van het eeuwig leven.
Bisschoppen zijnde in het pastorale ambt, die het Katholieke en Apostolische geloof promoten (cultores catholicae et apostolicae fidei”, zieMissale Romanum, Canon Romanus), zijn we ons bewust van deze zware verantwoordelijkheid en onze plicht voor de gelovigen die van ons publieke en ondubbelzinnige verklaring van de waarheid en de onveranderlijke discipline van de Kerk betreffende de onverbreekbaarheid van het huwelijk verwachten. Omwille van deze reden mogen wij niet stil blijven.
We bevestigen daarom in de geest van de H. Johannes de Doper, de H. John Fisher, de H. Thomas More, de Zalige Laura Vicuña en van talloze andere bekende en onbekende belijders en martelaren van de onverbreekbaarheid van het huwelijk:
Het is niet wettig (non licet) om ofwel direct of indirect echtscheiding en een niet echtelijke stabiele seksuele relatie te rechtvaardigen, goed te keuren of wettig te verklaren door de sacramentele discipline van het toelaten van zogenaamde “gescheiden en hertrouwden” tot de H. Communie, in dit geval een discipline vreemd aan de hele Traditie van het Katholieke en Apostolische Geloof.
Door het vormen van deze publieke verklaring voor ons geweten en voor God die ons zal oordelen, zijn we er diep van overtuigd dat we een dienstbetoon van liefdadigheid in waarheid aan de Kerk van onze dagen en aan de Opperste Pontifex, Opvolger van St. Petrus en Vicaris van Christus op aarde, hebben verleend.
31 december 2017, feest van de H. Familie, in het jaar van het eeuwfeest van de verschijningen van O.L.Vrouw in Fatima.
+ Tomash Peta, Aartsbisschop-Metropoliet van het Aartsbisdom van de H. Maria in Astana
+ Jan Pawel Lenga, Aartsbisschop van Karaganda
+ Athanasius Schneider, Hulpbisschop van het Aartsbisdom van de H. Maria in Astana
2 opmerkingen:
Mooi verhaal over het huwelijk en de scheiding in een huwelijk. maar, buiten de reden om dat het nooit leuk is te scheiden.is er ook geen oordeel van God, want zoals Jezus in zijn eigen brieven zegt, is de werkelijke God, een God van onvoorwaardelijke liefde, en zal nooit oordelen, of straffen, het is een heel lang verhaal om hier neer te zetten wat dan Jezus precies verteld. maar dat zou ik nu eens heel graag willen vertellen tegen welke theoloog of kardinaal of bisschop dan ook, want van wat wij geleerd hebben van de kerk, of het nu katholiek is of van een andere stroming, het klopt niet. en ik kan het weten dat de brieven waarheid zijn, omdat ik zelf heb ervaren, van de liefde, wijsheid, en diepe kennis in de materie, van deze brieven.
Toch heeft Jezus gezegd: "En Hij sprak tot hen: Wie zijn vrouw verstoot, en een andere huwt, begaat echtbreuk tegen haar (Mar 10:11). En verder: "Maar alle lafaards, trouwelozen, Boosdoeners en moordenaars, Ontuchtigen, tovenaars, Afgodendienaars en leugenaars: Ze krijgen hun deel in de poel, Die brandt van vuur en zwavel! En dit is de tweede dood (Open. 21: 8). En: "En dit zal geschieden, wanneer de Heer Jesus uit de hemel zal komen met de engelen zijner macht, in een helvlammend vuur. Dan neemt Hij wraak over hen, die God niet kennen en niet luisteren naar het Evangelie van onzen Heer Jesus; ze zullen gestraft worden met eeuwig verderf, ver weg van den Heer en van de glorie zijner kracht (2 Tess. 1: 7-9).
Een reactie posten