(Hieronder een commentaar van de Vaticanist Sandro Magister op de onheuse manier waarop paus Franciscus de hoogstaande kardinaal Sarah behandelt en op de weg die Franciscus met de Kerk wil inslaan)
De brief waarmee Franciscus onlangs kardinaal Robert Sarah, de prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, weersprak en vernederde, is het nieuwste bewijs van hoe deze paus zijn magisterium uitoefent. Als Franciscus nieuwigheden wil invoeren, doet hij dat nooit in duidelijke en heldere bewoordingen. Hij zorgt liever dat er discussies ontstaan, hij zet “processen” in werking waarin die nieuwigheden geleidelijk meer naar voren komen. Het grofste voorbeeld daarvan is “Amoris Laetitia” waarvoor tegengestelde interpretaties en toepassingen worden gegeven, met hele episcopaten die zich verzamelen aan de ene of de andere kant. En als de paus wordt gevraagd om verduidelijking, dan weigert hij die. Zoals hij in het geval van de vijf “dubia” die vier kardinalen hem voorlegden, zich niet verwaardigde ook maar enig antwoord te geven.
Maar wanneer een kardinaal zoals Sarah, een autoriteit door functie en verantwoordelijkheden, meent aan een pauselijk motu proprio over de liturgie de enige uitleg te geven die hij als juist ziet en dus geïmplementeerd moet worden door de Congregatie waarvan hij de prefect is, blijft Franciscus niet zwijgen maar reageert met hardheid ter verdediging van die passages van het motu proprio – die feitelijk allesbehalve duidelijk zijn – die de liberalisaties bevatten die hem na aan het hart liggen.
Dat is nu juist wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Laten we de gebeurtenissen samenvatten.
Op 9 september publiceert Franciscus het motu proprio “Magnum Principium” over de aanpassingen en de vertalingen in de moderne talen van de liturgische teksten van de Latijnse Kerk. Als het motu proprio de rol bepaalt van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst ten aanzien van de aanpassingen en vertalingen van de liturgische teksten, die verzorgd zijn door de nationale bisschoppenconfrenties en ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Heilige Stoel, maakt het onderscheid tussen “recognitio” en “confirmatio”, tussen controle en bekrachtiging. Maar het onderscheid daartussen is geenszins duidelijk uiteengezet. En in feite ontstonden er meteen twee kampen onder de experts. Er zijn er die menen dat “recognitio” betekent de voorafgaande controle door Rome en dat die alleen de aanpassingen zou betreffen, terwijl voor de vertalingen de Heilige Stoel alleen maar een eenvoudige “confirmatio” dwz een goedkeuring hoeft te geven. Er zijn er ook die in plaats daarvan menen dat Rome ook op de vertalingen een precieze controle moet uitoefenen voordat ze die goedkeuren. Dat is in feite wat vroeger al gebeurde en daarom hebben verschillende nieuwe vertalingen een moeilijke ontstaansgeschiedenis gehad – zoals die van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Ierland of zoals die van Frankrijk, Italië en Duitsland die nog wachten op Romeinse goedkeuring.
Met name de nieuwe vertaling in het Duits was een voorwerp van kritiek van Benedictus XVI zelf, die in 2012 een brief schreef aan zijn de Duitse bisschoppen om hen ervan te overtuigen de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal op het ogenblik van de consecratie met meer getrouwheid te vertalen (“vergoten voor velen” in plaats van “vergoten voor allen”).
Om terug te komen op het motu proprio “Magnum Principium”: dan moeten we vaststellen dat bij de redactie van het motu proprio kardinaal Sarah er volkomen buiten werd gehouden. En dit terwijl hij de prefect van de congregatie is maar het middenkader heeft hem al lang tegengewerkt.
Op 30 september schreef Sarah een dankbrief naar paus Franciscus die vergezeld ging van een gedetailleerd “Commentaar”, dat gericht was op een correcte interpretatie en toepassing van het motu proprio. Die interpretatie was tamelijk strikt als het gaat over de formuleringen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Naar het oordeel van Sarah zijn “recognitio” en “confirmatio” in werkelijkheid “synoniem” of in ieder geval “onderling verwisselbaar wat de verantwoordelijkheid van de Heilige Stoel betreft”, wiens taak om de vertalingen te controleren voordat ze goedgekeurd worden blijft bestaan. Enkele weken later verscheen het “Commentaar” van de kardinaal op diverse websites en dat leidde tot de conclusie – gegeven de positie van de auteur van het “Commentaar” – dat in Rome de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst volgens deze richtlijnen zou handelen.
En dit irriteerde paus Franciscus enorm en hij tekende op 15 oktober een brief die kardinaal Sarah botweg tegensprak. Een brief waarin de paus de nationale bisschoppenconferenties de vrijheid en het bevoegdheid geeft zelf over de vertalingen te beslissen met als enige voorwaarde een laatste “confirmatio” door de Vaticaanse Congregatie.
En in ieder geval – zo schrijft de paus – zonder “een geest waarin een bepaalde vertaling door het dicasterie wordt opgelegd” in Rome, zelfs voor “betekenisvolle” liturgische teksten zoals de “sacramentele formules, het credo, en het onzevader.”
De conclusie van de brief van de paus aan de kardinaal is venijnig: “in acht genomen dat het “Commentaar” in kwestie op tal van websites is gepubliceerd en abusievelijk aan uw persoon wordt toegeschreven, vraag ik u vriendelijk er voor te zorgen dat dit antwoord van mij op dezelfde sites worden gezet en ook naar alle bisschoppenconferenties worden verzonden en naar de leden en adviseurs van dit dicasterie.”
Er ligt een diepe afgrond tussen deze brief van Franciscus en de hartelijke woorden van achting, die uitgedrukt liggen in het schrijven van paus emeritus Benedictus XVI aan kardinaal Sarah enkele maanden geleden. Hij zei er zeker van te zijn dat bij kardinaal Sarah “de liturgie in goede handen is” en dat we daarom “paus Franciscus dankbaar moeten zijn dat hij een dergelijke spirituele leraar aan het hoofd van de congregatie heeft geplaatst die verantwoordelijk is voor de viering van de liturgie in de Kerk.”
Het is onnodig te zeggen dat het voorwerp van de botsing tussen Franciscus en kardinaal Sarah niet iets bijkomstigs is, maar raakt aan de fundamenten van het leven van de Kerk volgens het oude gezegde: “Lex orandi, lex credendi”. (De wet van het bidden is de wet van het geloven) Omdat het “proces” dat Franciscus in gang wil zetten, juist een proces is om door een decentralisatie van liturgische aanpassingen en vertalingen naar de nationale kerken, de totale structuur van de Kerk te veranderen en ze te maken tot een federatie van nationale kerken met een uitgebreide autonomie “met daarin begrepen een echt leerstellig gezag.”
Deze laatste woorden komen uit “Evangelii Gaudium”, de programmatische tekst voor het pontificaat van Franciscus. Deze woorden waren ook raadselachtig toen ze in 2013 werden gepubliceerd. Maar nu een beetje minder.
26 oktober 2017
vertaling C. Mennen pr
Geen opmerkingen:
Een reactie posten