woensdag 20 juni 2012

De Bijbel over de Gemeenschap der heiligen


De gelovigen op aarde en in de hemel zijn één familie in Christus

Ef. 4:
4 Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; 5 Eén Heere, één geloof, één doop, 6 Eén God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen.

Rom. 8:
35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? 36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen der slachting.) 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, 39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
In Christus zijn er allen één, en ook door de dood worden we hiervan niet gescheiden.

Matt. 7:
3 En ziet, van hen werden gezien Mozes en Elías, met Hem samensprekende.
Ook Jezus spreekt met overledenen, met Mozes en Elia, die leven nog en zijn om zo te zeggen nog levender dan degenen die op aarde leven. Uit niets in de Bijbel blijkt dat elke communicatie tussen gelovigen boven en beneden verbroken is. Uit dit gedeelte blijkt ook dat de heiligen mogelijkheden hebben die de onze verre overtreffen.

Luc. 15;
7 Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben.10 Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.
Blijkbaar weten ze in de hemel heel goed wat hier op aarde gebeurd, de engelen zijn er in ieder geval van op de hoogte. Er is een verbinding tussen boven en beneden, waarbij ze boven weten wat hier beneden ons gedrag is.

Joh. 15:
1 Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman. 2 Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. 3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb. 4 Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. 5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. 6 Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
De gelovigen die gestorven zijn worden zijn niet afgesneden van de wijnstok, maar alleen de ongelovigen. De gestorven gelovigen zitten nog steeds aan de wijnstok, maar bevinden zich alleen in de hemel.

1 Kor. 4:
9 Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld, en den engelen, en den mensen.
Blijkbaar kunnen we niet alleen voor mensen beneden en voor God tot een schouwspel worden, maar ook voor de engelen (die in de hemel zijn).

1 Kor. 12:
26 En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.

Hebr. 12:
1 Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;

Gelovigen op aarde worden heiligen genoemd: Hand. 9: 13, 32, 41; 26: 10; 1 Kor. 6: 1-2; 14: 33; 2 Kor. 1: 1; 8: 4; 9: 1-2; 13: 13; Rom. 8: 27; 12: 23; 15: 25, 26, 31; 16: 2,15; Ef. 1: 1, 15 ,18; 3: 8; 5: 3; 6: 18; Fil. 1: 1; 4: 22; Col. 1: 2, 4, 26; 1 Tim. 5: 10; Filemon 1: 5, 7; Hebr. 6: 10; 13: 24; Judas 1: 3; Openb. 11: 18; 13: 7; 14: 12; 16: 6; 17: 6; 18: 20, 24; Openb. 19: 8; 20: 9.
Maar evenzeer de gelovigen die in de hemel zijn: Matt. 27: 52; Ef. 2: 19; 3: 18; Col. 1: 12; 2 Thess. 1: 10; Openb. 5: 8; 8: 3-4; 11: 18; 13: 10.

Geen opmerkingen: