woensdag 24 juni 2015

Brief aan Walter kardinaal Kasper


Ik ben meer dan 50 jaar jonger dan u, pas getrouwd en ik studeer communicatiewetenschappen aan de universiteit van Wenen. Al langer koester ik de wens u te schrijven, aangezien ook ik de opwinding in de media rond uw kerkelijke uitspraken mee heb gevolgd. Niet om u theologisch de les te lezen, die vorming en positie heb ik bij God niet, maar om u welwillende feedback van de katholieke basis te geven. Gisteren bij de zondagsmis heb ik definitief besloten dat te doen want daar was sprake van een opmerkelijke gebeurtenis.

Gisteren hoorden we in het evangelie immers van de parabel van de koning die de bruiloft van zijn zoon voorbereidt. Hij stuurt zijn dienaren om de genodigden te halen maar zij hebben geen inte-resse om te komen en formulieren zeer verschillende smoesjes. Daarop beveelt de koning de dienaren om allen uit te nodigen die ze op de straat aantreffen. Zo vult zich de bruiloftszaal. Nu wordt het dramatisch: als de koning de zaal binnenkomt, ziet hij een man die geen bruiloftskleed draagt. De koning roept hem verontwaardigd ter verantwoording, maar de betreffende heeft daarop geen antwoord. Toen liet de koning hem in de “diepste duisternis” werpen met de slotconclusie van Jezus die de gelijkenis vertelde, zogenaamd als moraal van het verhaal: “Want velen zijn geroepen, docht weinigen uitverkoren”. (Mt. 22, 1-14)


Daarop aansluitend legde de priester in de preek de parabel vol liefde maar ook met grote duide-lijkheid uit in relatie tot de eucharistie. Zo zei hij dat God ons uitnodigt met Jezus de heilige Mis te vieren. Veel van de genodigden hebben echter smoesjes waarom ze zondags niet naar de Mis gaan. En dan zijn er ook enkelen die wel naar de Mis komen maar de communie “zonder bruiloftskleed” ontvangen, dat wil zeggen niet in staat van genade. De priester legde uit: men is in staat van genade als men alle zware zonden volledig gebiecht heeft. En bij dit punt van de onveranderlijke leer van de Kerk kwam er ergernis op bij het volk en enkele mensen verlieten verontwaardigd de kerk.

Van deze verbitterde en verontwaardigde gezichten van deze arme mensen ben ik erg geschrokken en ik ben er tegelijk over gaan nadenken. Dat was zo onaangenaam agressief maar ook zo… gekwetst. Ik ken deze mensen niet persoonlijk maar ik veronderstel dat zij er zich niet voor interes-seren wat men moet doen om de heilige communie  waardig te ontvangen maar zich daarover op-winden dat hen iemand voorwaarden durft te stellen voor ze ook daar bij kunnen zijn. Want voor hen hoort het ontvangen van de communie waarschijnlijk net zo bij het sporadische misbezoek als het amen in het gebed zonder dat ze ernstig over het een of het ander nadenken. maar de werke-lijke tegenwoordigheid van de Zoon Gods in de gestalte van het brood is voor hen waarschijnlijk al lang naar het gebied van de bakerpraatjes verwezen waarin de priesters naar hun mening zelf al lang niet meer echt geloven. Zijn leven geven voor de eucharistie is voor deze mensen een duidelijke geval van zonderling, verwrongen religieus fanatisme. En iemand die uit eerbied eerst de ver-zoening met God in de biechtstoel zoekt, is voor hen waarschijnlijk een scrupuleuze, onzekere neuroticus die last heeft van zijn über-ich.

Een bevriende priester vertelde ons onlangs van kinderbiechten waarin hem “gebiecht” werd: “Ik kan heel goed voetballen, zorg goed voor mijn hond en ik ben lief voor mijn zusje”. Want de godsdienstlerares  was op het briljante idee gekomen dat de kleine aspirant eerstecommunicanten hun positieve kanten naar voren moesten brengen en dat de boze Kerk niet steeds moest hameren op de menselijke zwakheden.

Veel mensen vinden zichzelf tegenwoordig principieel “waardig”. Het komt er niet op aan hoe zij hun leven geleefd hebben, zij hoeven NERGENS spijt over te hebben. En God en zijn Kerk hebben helemaal niet de autoriteit hen verwijten te maken of iets van hen te eisen. Hier is de verharde houding van het treurige “non serviam” voor iedereen zichtbaar. Ik heb eens van een pastorale werkster gehoord die een parochie opdroeg niet meer te zeggen: “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt..” maar “Heer, ik ben waardig…” Dat is verschrikkelijk omdat daarmee die arme men-sen hun relatie met God afhandig wordt gemaakt en ze vereenzamen – en verbitterd raken. Ik ken geen verdedigers van een dergelijke “theologie” die niet verbitterd zijn. Een zelf in elkaar geknutselde god, die nog alleen de harlekijn van de eigen “behoeften” is en geen morele eisen meer mag stellen waardoor een mens kan groeien, is een levenloze marionet, geen sterke Schepper-God die mij draagt en in het bestaan houdt. En daarmee is de fascinerende relatie met God tot een treurig gesprek met jezelf verworden.

Hoogwaardige eminentie, beste kardinaal Kasper, de meeste mensen om ons heen aan de katholieke basis hebben geen gevoel en eerbied voor de eucharistie. Ze weten niet meer wat het is om-dat het in de “pastoraal” al lang draait om dingen die veel minder belangrijk zijn. Gelooft u mij, hier zouden velen niet meer hun leven geven voor de geconsacreerde hostie, zoals u dat sinds uw benoeming tot kardinaal met het rood van de martelaren belijdt. Velen op straat weten helemaal niet meer dat de eucharistie voor ons katholieken het centrum van ons geloof is en dat men zich innerlijk moet voorbereiden (iedereen!!!) om haar waardig te ontvangen.

Toen ik onlangs in het vormselonderricht de biecht uitlegde, vertelde een meisje, een vrome mis-dienette, een tragisch feit: toen zij zich van het belang van de eucharistie bewust werd, besloot zij voor de volgende communie eerst te gaan biechten. Als misdiendienette gaf zijn aan de communieuitreiker (een leek) in de mis aan dat ze dit keer niet wilde communiceren. Die reageerde verrast en riep haar meteen na de mis ter verantwoording. Hij vroeg inderdaad wat zij tegen hem had dat ze niet bij hem wilde communiceren. Hoe verdrietig! Daar begrijpt een buitengewone bedienaar zelf blijkbaar niet meer wat resp. WIE hij in zijn handen houdt. En stelt zichzelf – volledig onterecht – in het middelpunt van het gebeuren….

U  vraagt in het dikwijls geciteerde “Evangelie van het gezin”: “Maar als een gescheiden hertrouwde … verlangt naar de sacramenten als bron van kracht in zijn situatie – moeten en kunnen wij hem dan na een tijd van heroriëntatie het sacrament van de boete en de communie weigeren?” Welnu, als hij verlangt naar het sacrament omdat het Jezus Christus in persoon is, die hij hier ontvangt, dan zal hij zeker bereid zijn te biechten en in de toekomst in onthouding te leven. De heilige Johannes Paulus II formuleert in Familiaris Consortio: “…. als de partners op ernstige gronden – bijvoorbeeld vanwege de opvoeding van de kinderen de verplichting uit elkaar te gaan niet kunnen nakomen, zich verplichten in volledige onthouding te leven, dat wil zeggen zich van die daden te onthouden die aan gehuwden zijn voorbehouden”. Maar ik vrees dat velen slechts een vaag “verlangen naar de sacramenten” hebben om erbij te horen, voor normaal te worden aangezien of heel simpel het als een belediging ervaren dat zij ook maar iets zouden moeten veranderen. En bij hen kunnen we maar beter beginnen te werken aan een beter begrip van eucharistie, denk ik….

Uw dienstwillige

Victoria Bonelli

Geen opmerkingen: