“Wees trouw tot de dood
en Ik zal u de kroon van het leven schenken” (Apok. 2, 10). Deze woorden van
onze Heer zijn een heilige opdracht voor iedere christen. Trouw zijn, betekent
het geloof vasthouden dat in onze ziel is ingestort door de drie-ene God, in
heel zijn volheid, zuiverheid en schoonheid zonder er iets aan de veranderen,
zonder iets toe te voegen aan zijn onveranderlijke waarheden. “Het woord ‘ik
geloof’ betekent: ik houd dat alles wat vervat
ligt in de geloofsartikelen volledig waar is; en ik geloof deze
waarheden vaster dan wanneer ik ze met mijn ogen zag, omdat God die niet kan
bedriegen noch kan bedrogen worden, ze aan de heilige katholieke Kerk heeft
geopenbaard en door de Kerk aan ons.” (H. Pius X, De grote Catechismus).
De heilige Thomas van
Aquino zegt: “Het geloof is een toestand van de geest waarbij het eeuwig leven
in ons is begonnen” (Summa Theologica, II-II,
q. 4, a. 1c). “Door het beamen van geloofszaken wordt de mens boven zijn natuur
verheven” (Summa Theologica, II-II,
q. 6, a. 1c). De voortdurende verkondiging van het leergezag leert ons dat
zelfs het begin van geloof en het oprechte verlangen gelovig te zijn een genadegave
is waardoor de inspiratie van de Heilige Geest onze wil omvormt van ongeloof
tot geloof, van goddeloosheid naar godsvrucht. Daarom is een dergelijk begin
van geloof niet van nature in ons en hebben zij die leven in strijd met de Kerk
van Christus geen bovennatuurlijk geloof (vgl. 2de Concilie van
Orange, can. 5: Denzinger-Schönmetzer 375).