Katholieke scheppingsleer & evolutie

Hugh Owen
Originele tekst: “The Traditional Catholic Doctrine of Creation”


Onze Lieve Heer heeft altijd benadrukt dat elke evangelisatie die gepaard gaat met de volheid van zijn macht alle waarheden moet bevatten die hij toevertrouwd heeft aan de apostelen. Een van die waarheden is de leer van schepping en zondeval, een leer die tevens het fundament vormt voor de kerkelijke leer van verlossing en heiligmaking. In de afgelopen decennia is het geloof in de oorspronkelijke leer van de schepping aan het wankelen gebracht door de conclusies van de evolutietheorie, maar de natuurwetenschap van de eenentwintigste eeuw ontkracht deze beweringen. Dit document vat de traditionele gezaghebbende scheppingsleer van de Katholieke Kerk samen, en zal de claims van hen die beweren dat recente pausen de theïstische evolutie hebben onderschreven onderzoeken, en laten zien waarom katholieken het volste recht hebben om vast te houden aan de traditionele scheppingsleer.

Wat het Leergezag leert over de schepping

Zowel het concilie van Trente als ook het eerste Vaticaanse concilie hebben ons geleerd dat het niet toegestaan is om de H. Schrift te interpreteren “in tegenspraak met het unanieme getuigenis van de Kerkvaders.” In de woorden van E.H. Victor Warkulwiz:

De kerkvaders en kerkleraars van de Kerk zijn het er unaniem over een dat Genesis 1-11 een letterlijk en historisch verslag is van het begin van de wereld en het menselijke geslacht, zoals de profeet Mozes ons verhaalt onder goddelijke inspiratie. Dit betekent niet dat ze op elk punt overeenstemmen in hun interpretatie, maar hun verschillen zijn gering en niet essentieel. Paus Leo XIII bevestigt, in navolging van Augustinus, de Katholieke regel voor Schriftuitleg, we mogen ‘niet afwijken van de letterlijke en evidente betekenis, behalve wanneer de rede dit onvermijdelijk of noodzakelijk maakt.’ 

De eerste vijf eeuwen van de Kerk geloofden alle Kerkvaders en verkondigden:

dat God de verschillende soorten en levende wezens direct en in een moment geschapen heeft

dat Adam uit stof van de aarde geschapen is en Eva uit een rib van zijn zijde

na de schepping van Adam heeft God geen nieuwe soorten meer geschapen

de erfzonde van Adam heeft de perfecte harmonie van de eerst geschapen wereld vernietigd en de dood, misvorming en ziekte in de wereld gebracht.

Deze scheppingsleer van de kerkvaders staat impliciet ook in de geloofsbelijdenis van Nicea, “Ik geloof in één God de almachtige Vader Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.” Het duurde tot de middeleeuwen, toen de ketterij van de Albigenzen die Gods schepping van het materiële universum ontkenden, voordat een oecumenisch concilie dit eerste artikel van de geloofsbelijdenis verder uitwerkte met de volgende woorden:

God … Schepper van al het zichtbare en onzichtbare, van het geestelijke en het lichamelijk, die in Zijn almachtige kracht, vanaf het begin van de tijd, uit het niets, op gelijke wijze (simul) de geestelijke en de lichamelijke wezens heeft geschapen, te weten de engel en de wereld en daarna het menselijke die in zekere zin uit geest en lichaam bestaan.[1]”

Volgens de meest vooraanstaande katholieke Kerkleraren en commentatoren op dit dogmatisch decreet van 600 jaar geleden geven de woorden "vanaf het begin van de tijd" aan dat God alle verschillende soorten en engelen "simul" ("gelijktijdig") gemaakt heeft. Dit kan worden verzoend met de schepping in zes dagen (de mening van de overgrote meerderheid van de kerkvaders) of met de ogenblikkelijke schepping zoals H. Augustinus die voor ogen had - maar het is niet te rijmen met een langere scheppingsperiode. Onder de commentatoren die leerden dat Lateranen IV de relatieve gelijktijdigheid van de schepping van alle dingen definieerde is H. Laurentius of Brindisi (1559-1619) misschien wel de meest gezaghebbende, hij is Kerkleraar. In zijn commentaar op Genesis, schreef de H. Laurentius :

De Heilige Roomse Kerk bepaald in het vierde Concilie van Lateranen dat de engelen, samen met de aardse wezens in een keer geschapen werden uit niets (ex nihilo) in het begin van de tijd.

De precieze betekenis van de woorden van de Lateranen IV werd ook verklaard door de meest gezaghebbende catechismus in de geschiedenis van de Katholieke Kerk - de Romeinse Catechismus -, die leerde dat God alle dingen door zijn Woord ineens "in den beginne" geschapen heeft zonder een natuurlijk proces:

[D]e Goddelijkheid - schiep in het begin alle dingen. Hij sprak en ze werden gemaakt: Hij gebood en ze zijn geschapen.

Volgens de Romeinse Catechismus verwijst, "Schepper van hemel en aarde" in het Credo ook naar de schepping van alle soorten levende wezens. Er staat:

God gebood de aarde om te staan ​​in het midden van de wereld, geworteld op haar eigen fundament, en Hij deed de bergen opkomen, en de vlakte afdalen tot de plek die Hij voor hen bestemt had. Zodat de wateren de aarde niet meer overspoelen, Hij begrensde ze, stelde een grens die zij niet zullen overschrijden, noch zullen zij de aarde volledig bedekken. Hij heeft haar niet alleen gekleed en versierd met bomen en een grote verscheidenheid aan bloemen en planten, maar vulde de lucht en het water met ontelbare soorten levende wezens” (vet van mij) (Catechismus van Trente).

God heeft al deze wezens dus geschapen door zijn woord, direct en onmiddellijk. Tijdens de scheppingsperiode maakte Hij bomen, "de verscheidenheid aan bloemen en planten," vogels, water- en landdieren. Er was dus geen evolutie. Geen lang tijdsverloop.

De concilievaders herhaalden de blijvende leer van de kerkvaders, de kerkleraren en pausen, dat God de eerste mens, Adam, gemaakt heeft door een bijzondere scheppingsdaad. Ze schreven:

Tenslotte vormde Hij de mens uit het slijm van de aarde, Hij schiep en vormde de mens met een lichaam dat onsterfelijk en onovertroffen is, echter niet door de kracht van de natuur, maar door de genade van God. De ziel van de mens schiep Hij naar zijn beeld en gelijkenis; begiftigde hem met een vrije wil, en stuurde al zijn verlangens en begeerten, zodanig dat ze ten allen tijde onderworpen zijn aan de dictaten van de rede. Hij voegde daaraan de bewonderenswaardige gave van de oorspronkelijke rechtvaardigheid toe, en gaf de mens heerschappij over alle andere dieren. Door te verwijzen naar de heilige geschiedenis van Genesis zal de pastoor zelf gemakkelijk vertrouwt raken met deze dingen, zodat hij de gelovigen kan onderwijzen” (Catechismus van het Concilie van Trente).

Let op de betekenis van de uitdrukking “heilige geschiedenis van Genesis”, een duidelijke gids tot de waarheid omtrent de schepping en vroege historie van de wereld en de mens. De concilievaders sporen de pastoors aan om de heilige geschiedenis te lezen, waardoor ze gemakkelijk vertrouwd raken met deze feiten. “Tenslotte” wijst erop dat de mens als laatste geschapen is, er is daarna niets meer geschapen. Er is daarna alleen nog sprake van variatie binnen de soort.

De Catechismus van Trente onderstreept de leer van alle kerkvaders en kerkleraars dat de schepping afgerond was na de schepping van Adam en Eva en dat God daarna geen nieuwe soorten meer geschapen heeft.

We komen nu tot de betekenis van het woord sabbat. Sabbat is een Hebreeuws woord dat stoppen betekent. De sabbat houden betekent dus ophouden met werken en uitrusten. Zodoende werd de zevende dag de sabbat genoemd, omdat God, die klaar was met de schepping van de wereld, rustte op die dag van al het werk dat Hij gemaakt had. Daarom noemt de Heer deze dag zo in het Bijbelboek Exodus” (vet van mij) (Catechismus van het Concilie van Trente).

God eindigde de schepping van de wereld en alle levende wezens op de zesde dag van de week. Direct na het vierde Lateraans concilie somde H. Thomas van Aquino de leer van de kerkvaders betreffende de volmaaktheid van het universum op:

De ultieme perfectie, die het doel is van het hele universum, is de volmaakte zaligheid van de heiligen bij de voleinding van de wereld, en de eerste perfectie van het complete universum is die bij haar grondlegging, dit wordt toegeschreven aan de zevende dag.” (Summa Theologiae, I, vraag 73, art. 1).

De leer van H. Thomas maakt duidelijk dat God het hele universum en alles daarin schiep zodat de mens, die geschapen is naar het beeld van Zijn Zoon, heilig zou kunnen worden - en om geen ​​andere reden! Hij bevestigt tevens de leer van alle kerkvaders, die er vanuit gingen dat de oorspronkelijke schepping perfect was, compleet en harmonieus in al zijn onderdelen. In tegenstelling hiermee gaat de theïstische evolutie [2] er vanuit dat allerlei dieren geëvolueerd en uitgestorven zijn lang voordat de mens evolueerde, en dat er nooit een perfecte complete en harmonieuze schepping geweest is, en dat God honderden miljoenen jaren van dood, misvorming, negatieve mutaties, en ziekte heeft gebruikt heeft voordat de eerste mensen zich ontwikkelden uit sub-menselijke primaten.

De leer van de Catechismus van Trente werd ook bevestigd door het leergezag van de twintigste eeuw. Het Eerste Vaticaans Concilie bevestigde woord voor woord de leer over de schepping van Lateranen IV. De pausen die regeerden tijdens de decennia na Vaticanum I gaven opdracht om de Catechismus van Trente te gebruiken bij het onderwijs van priesters en gelovigen in de ware leer van de schepping. Bovendien gaat elke gezaghebbende ambtelijke interpretatie van Genesis 1-11 uit van de letterlijke historische waarheid van Genesis 1-11.

In 1880 schreef paus Leo XIII in een encycliek[3] over het H. Huwelijk aan de bisschoppen als volgt:

Wat is de echte oorsprong van het huwelijk? Dat, eerbiedwaardige broeders, is een zaak van algemeen belang. Want hoewel de lasteraars van het christelijk geloof de blijvende leer van de Kerk over dit onderwerp weigeren te erkennen, en volharden in hun jarenlange inspanningen om dit deel van de geschiedenis van alle volkeren in alle eeuwen te wissen, zijn ze toch niet in staat geweest om de kracht en het licht van de waarheid te blussen, of zelfs te verzwakken. We roepen de feiten in herinnering die bekend zijn bij iedereen en waaraan niemand twijfelt: nadat Hij de mens op de zesde dag van de schepping vormde uit het slijm van de aarde, en de ademde van het leven in hem blies, wilde God hem een vrouwelijke metgezel te geven, die Hij wonderlijk deed voortkomen uit de zijde van de man terwijl hij sliep. Hierbij heeft God, in Zijn hoogste voorzienigheid, gewild dat dit echtpaar de natuurlijke oorsprong zou worden van alle mensen: met andere woorden, dat uit dit paar het hele menselijk ras zou voortkomen en in alle eeuwen in stand gehouden worden door een opeenvolging van ononderbroken voortplanting. Zo was deze bijzondere eenheid tussen man en vrouw, in volledige overeenstemming met Gods wijze raadslagen, al sinds dat begin gestempeld door twee edele eigenschappen: eenheid en onverbrekelijkheid” (cursivering van mij).

Paus Leo XIII verdedigde de traditionele katholieke Schriftexegese ook in encycliek Deus Providentissimus [4], waarin hij opnieuw de regel bevestigde dat Schriftexegeten "de letterlijke en de voor de hand liggende betekenis van de H. Schrift moeten handhaven, behalve wanneer de rede dit noodzakelijkheid maakt." Vanuit deze regel bezien moet de ‘heilige geschiedenis’ van Genesis 1-11 letterlijk geïnterpreteerd worden, tenzij exegeten boven twijfel verheven hard bewijs hebben dat de letterlijke interpretatie van die geschiedenis niet waar kan zijn. Paus Leo's opvolger, de H. Pius X, was zich evenzeer bewust van de neiging van de hedendaagse intellectuelen tot evolutionistische tendensen in de hedendaagse theologie en moraalleer, en hij betreurde deze tendensen. In Lamentabili veroordeeld de H. Pius X met het volle gewicht van zijn ambt de stelling dat "de vooruitgang van de wetenschappen vereist dat de begrippen van de Christelijke leer over God, de schepping,... dienen hervormd te worden." Hij richtte ook het Pauselijke Bijbelinstituut (PIB) op om zo de traditionele katholieke benadering van Bijbelstudie hoog te houden en het modernisme in de Bijbelstudie te bestrijden. De besluiten die de PIB heeft genomen over de uitlegging van het boek Genesis zijn - samen met Humani Generis, enkele van de laatste gezaghebbende uitspraken van het Leergezag over dit onderwerp. In het Motu proprio, Praestantia Scripturae, van 18 november 1907, heeft Paus Pius X verklaard dat niemand de uitspraken van het PIB kon betwisten zonder daarbij een ‘zware zonde’ te begaan.

In 1909 gaf de PIB antwoorden op enkele vragen met betrekking tot Genesis 1-3, hiermee heeft de PIB bepaalde waarheden ondubbelzinnig vastgelegd.

Het antwoord op vraag 1 stelde vast dat de letterlijke historische betekenis van de eerste drie hoofdstukken van Genesis niet in twijfel mogen worden getrokken.

Haar antwoord op vraag 2 stelt vast dat Genesis "verhalen over gebeurtenissen die echt gebeurd zijn, die overeenkomen met de historische werkelijkheid en objectieve waarheid" bevatten, niet "legenden, die deels historisch en deels fictief zijn." Kortom, de PIB sluit de mogelijk definitief uit dat zelfs maar een deel van Genesis 1-3 fictief en niet-historisch zou kunnen zijn.

Op de 3e vraag stelt de PIB dat de volgende letterlijke en historische waarheid van de volgende feiten niet in twijfel getrokken mag worden:

1. “De schepping van alle dingen door God in den beginne
Commentaar: Deze passage handhaaft de leer van het concilie van Lateranen IV dat alle dingen in den beginnen door God geschapen zijn.

2. “De bijzondere schepping van de mens
Commentaar: Hiermee wordt uitgesloten dat de mens gemaakt is door een geleidelijk proces en vereist dat de mens plotseling in één moment geschapen is.

3. “De schepping van de eerste vrouw uit de eerste man.
Commentaar: Ook dit sluit een geleidelijk proces in de schepping van de eerste vrouw uit en vereist dat Eva direct en in één moment geschapen is

In 1950 gaf paus Pius XII, in de encycliek Humani generis, toestemming aan katholieke geleerden om de voor- en nadelen van de menselijke evolutie te evalueren. Maar deze toestemming doet op geen enkele manier afbreuk aan de gezaghebbende leer die hierboven aangehaald is. Toestemming om een alternatieve visie te onderzoeken, staat niet gelijk aan goedkeuring! Integendeel, het is vaak een middel om een fout grondige bloot te leggen. Paus Pius XII heeft de Duitse filosoof Dietrich Von Hildebrand een "twintigste-eeuwse Kerkleraar" genoemd. In een reactie op een katholieke catechismus die gunstig sprak over theïstische evolutie, schreef Von Hildebrand het volgende:

Een grove fout ligt in de idee: "evolutionaire leeftijd" - alsof het iets positiefs is waar de Kerk zich aan moet conformeren. Ziet de auteur het als een vooruitgang, een bewustwording van de echte werkelijkheid, dat de ongelukkige ideeën van Teilhard de Chardin over de evolutie zich alom verspreiden? Ziet hij dan niet dat de heersende neiging om alles, zelfs de waarheid – en zelfs goddelijke waarheid – te onderwerpen aan de evolutie neerkomt op een duivelse ondermijning van de geopenbaarde waarheid? Waarheid is geen waarheid wanneer ze steeds verandert. De "moedige reactie" die benodigd is die is precies het tegenovergestelde van toegeven aan evolutionaire mythologieën.

Tegenwoordig verwerpen veel katholieken de ‘traditionele’ katholieke doctrine met betrekking tot de bijzondere schepping van de mens, de schepping van Eva uit Adams zijde, en andere doctrines afgeleid uit de letterlijke historische interpretatie van Genesis 1-11, ze doen dit op grond van het feit dat ze menen dat de gezaghebbende leer van het magisterium in de afgelopen decennia ‘gegroeid’ is en bepaalde fouten ‘gecorrigeerd’ zijn op basis van wetenschappelijke ontwikkelingen. De hierboven geciteerde passage Dr Von Hildebrand maakt echter duidelijk waarom de speciale schepping van Adam en de schepping van Eva uit Adams zijde, en andere doctrines afgeleid van Genesis 1-11, gezaghebbend zijn en behorend bij de onveranderlijke katholieke leer. Hij herinnert zijn lezers eraan dat: ”Waarheid is geen waarheid wanneer ze steeds verandert.” Daarom is het onmogelijk voor het leergezag om deze doctrines eerst als gezaghebbend te leren, zoals dat in het verleden gebeurd is, om ze daarna tegen te spreken. Dat zou geen ‘ontwikkeling van de leer' zijn, zoals de vaststelling van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis of de pauselijke onfeilbaarheid, maar een vervorming van de leer.

Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat verdedigers van de traditionele katholieke scheppingsleer slechts die leringen van het Leergezag aanvaarden die met hun eigen opvattingen overeenstemmen en dat ze meer recente uitspraken die eerdere leringen tegenspreken niet aanvaarden. Omdat deze beschuldiging betrekking heeft op de essentie van het schepping-evolutie-debat binnen de katholieke gemeenschap, is het de moeite waard om dit goed te onderzoeken. Waar het werkelijk om draait is de vraag of een onduidelijke of niet-gezaghebbende leer van een paus of concilie over een zaak van geloof of de goede zeden of die leer een meer gezaghebbende voorafgaande uitspraken van het Leergezag overtreft. De theoloog Chad Ripperger, FSSP, schreef een indringende reflectie over deze vraag met als titel: "Het conservatieve versus traditionele katholicisme." In zijn essay merkt Ripperger op dat:

een aantal recente kerkelijke documenten hebben geen enkele relatie met de standpunten van het leergezag voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie. Bijvoorbeeld in het document van Vaticanum II over de oecumene, Unitatis Redintegratio, wordt helemaal niet verwezen naar de twee vorige documenten die te maken hebben met de oecumenische beweging en andere godsdiensten: Leo XIII's Satis Cognitum en Mortalium Animos van Pius XI. De aanpak van de oecumene en andere religies is in deze documenten fundamenteel verschillend van de aanpak van het Vaticanum II document of Ut Unum Sint van de Z. Paus Johannes Paulus II. Het de huidige leergezag kan een leer die valt onder de niet-onfeilbare gewone kerkleer aanpassen, echter wanneer het leergezag tot een dergelijke conclusie komt, heeft het, vanwege de deugd van de voorzichtigheid, de verplichting om te laten zien wat er verkeerd was in de eerder verkondigde leer, of hoe het nu gezien moet worden door beide visies te bespreken. Dat is echter niet gebeurd. Het leergezag heeft sinds Vaticanum II de eerdere documenten die mogelijk in tegenspraak zijn met de huidige visie, waardoor de gelovigen in het ongewisse gelaten worden over hoe die twee visie te verenigen zijn, zoals het geval is bij Mortalium Animos en Ut Unum Sint. Dit leidt tot verwarring en machtsstrijd binnen de kerk en het lijkt erop of de huidige leer strijdig is met de vroegere leer van de Kerk zonder dat dit uitgelegd wordt of dat er een geldige reden voor gegeven wordt.

Dit probleem is niet alleen aanwezig in vergelijking met het leergezag voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie, maar zelfs met het leergezag van na Vaticanum II. De Congregatie voor de Geloofsleer (CvdG) heeft in 1975 het volgende gezegd met betrekking tot masturbatie[5]: ‘De belangrijkste reden is dat, ongeacht het motief voor deze handelswijze, het doelbewuste gebruik van de seksuele vermogens buiten de normale echtelijke betrekking in tegenspraak is met de bedoeling van de seksualiteit.’ Daarmee wordt aangegeven dat ongeacht iemands intentie of motief, de handeling op zichzelf zeer immoreel is. Later is, in de Catechismus van de Katholieke Kerk, een definitie van masturbatie gegeven die masturbatie om bepaalde motieven lijkt toe te staan: "Masturbationis nomine intelligere oportet voluntarium organorum genitalium excitationem, ad obtinendam ex ea veneream voluptatem" ("Onder masturbatie verstaat men de vrijwillige prikkeling van de geslachtsorganen, met de bedoeling daardoor een seksueel genot te ervaren."[6]). Het laatste deel van de definitie omvat dus het motief voor de masturbatie - "met de bedoeling daardoor een seksueel genot te ervaren." Dit lijkt in tegenspraak met de vroegere leer van de Kerk en de leer van de Congregatie voor de Geloofsleer(CvdG). Als je dit niet doet omwille van het genot, wil dat zeggen dan zeggen dat het geen masturbatie is? Bijvoorbeeld, als men het doet in het belang van het bepalen van de eigen vruchtbaarheid, is dit dan te rechtvaardigen? Men kan de situatie proberen te redden door te stellen dat er sprake is van masturbatie wanneer het wordt gedaan omwille van het plezier, maar dat de feitelijke definitie van de Kerk dezelfde gebleven is. Dit voorbeeld laat duidelijk zien hoe onzorgvuldig het leergezag is geworden in zijn theologische uitdrukking.

Ik denk dat het nuttig is voor de lezer om even stil te staan ​​en na te denken over de vraag: "Heeft de latere definitie van het kwaad van onanie in de Catechismus van de Katholieke Kerk (1997) de plaats van de traditionele definitie die genoemd wordt in de verklaring van CvdG uit 1975 vervangen?" Het antwoord op deze vraag is van cruciaal belang voor een constructieve discussie over de gezaghebbende kerkelijke scheppings- en evolutieleer. Aan de ene kant is de Catechismus een gezaghebbende leidraad voor de bisschoppenconferenties, om te gebruiken bij het ontwikkelen van hun eigen hedendaagse catechismus. Aan de andere kant laat de definitie van de nieuwe catechismus een essentieel onderdeel weg dat sinds de tijd van de apostelen gebruikt is en dat ook opgenomen is in de verklaring van 1975. Wanneer we met een dergelijke tegenstrijdigheid geconfronteerd worden, moeten de gelovigen dan het meer recente onderwijs volgen, omdat het per definitie de leiding van de Heilige Geest weerspiegelt? Zo ja, betekent dit dan dat onanie uitgevoerd om een kind te krijgen door middel van in vitro fertilisatie nu een aanvaardbare morele handeling is voor katholieken? Of is de katholieke gelovige verplicht om de meer recente leer te bezien in het licht van de blijvende leer - de "traditionele doctrine" - van de kerk?

De Kerk heeft altijd geleerd dat een gezaghebbende uitspraak van het Leergezag moet prevaleren boven een minder gezaghebbende leer over hetzelfde onderwerp, met name wanneer deze leer dubbelzinnig is of in strijd met het voorafgaande onderwijs. Hiervan zijn veel voorbeelden in de kerkgeschiedenis. In een artikel over paus H. Zosimus, leert de Katholieke Encyclopedie:

Niet lang na de verkiezing van Zosimus kwam de Pelagiaanse Caelestius, die was veroordeeld door de vorige paus, paus Innocentius I, en verdreven naar Constantinopel, naar Rome om zich te verantwoorden voor de nieuwe paus. In de zomer van 417 hielt Zosimus een bijeenkomst van Roomse geestelijken in de basiliek van de H. Clemens waarvoor Caelestius verscheen. De stellingen van de diaken Paulinus van Milaan, op grond waarvan Caelestius in Carthago in 411 was veroordeeld, werden aan hem voorgelegd. Caelestius weigerde om deze stellingen te veroordelen, tegelijkertijd verklaarde hij dat hij in het algemeen de leer die uiteengezet is in de brieven van paus Innocentius accepteerde en deed een belijdenis van het geloof die werd geaccepteerd door de aanwezigen. De paus werd gewonnen door het sluwe en berekenende gedrag van Caelestius, hij zei er niet zeker van te zijn of de ketter de valse leer, die door paus Innocent verworpen was, echt aangehangen had, en dat hij daarom vond dat de actie van de Afrikaanse bisschoppen tegen Caelestius te haastig genomen was. Hij schreef dit direct aan de bisschoppen van de Afrikaanse kerkprovincie, en deed een beroep op degenen die iets tegen Caelestius in te brengen hadden om binnen twee maanden naar Rome komen. Kort hierna ontving Zosimus van Pelagius een kunstig uitgedrukte belijdenis van het geloof, samen met een nieuwe verhandeling van deze ketter over de vrije wil. De paus hield een nieuwe synode van de Roomse geestelijkheid, waarbij beide geschriften werden voorgelezen. De vakkundig gekozen uitdrukkingen van Pelagius verborgen de ketterse inhoud, de vergadering meende dat de verklaring orthodox is, en Zosimus stuurde opnieuw een brief aan de Afrikaanse bisschoppen waarin hij Pelagius verdedigde en de aanklagers terechtwees, onder wie de Gallische bisschoppen, Hero en Lazarus. De aartsbisschop van Carthago, Aurelius, riep snel een synode bijeen, die in een brief aan Zosimus aantoonde dat de paus door de ketters misleid was. In zijn antwoord verklaarde Zosimus dat hij niets definitief had verklaard, en dat hij niets wilde vastleggen zonder vooroverleg met de Afrikaanse bisschoppen. Na de nieuwe synodale brief van de Afrikaanse Raad van 1 mei 418 aan de paus, en na de maatregelen tegen de pelagianen die genomen werden door de keizer Honorius, herkende Zosimus het ware karakter van de ketters. Toen gaf hij zijn "Tractoria" uit, waarin het Pelagianisme en haar auteurs werden veroordeeld. Zo heeft de Apostolische Stoel, uiteindelijk, op het juiste moment met alle macht het traditionele dogma van de Kerk behouden, en de waarheid van de Kerk beschermd tegen dwaling” (vet van mij).

Verdedigers van de traditionele katholieke scheppingsleer ontkennen de legitimiteit van het Tweede Vaticaans Concilie en van de Catechismus van 1997 niet. Evenmin ontkennen ze dat Z. Paus Johannes Paulus II en paus Benedictus XVI niet-gezaghebbende uitspraken gedaan hebben te gunste van het theïstisch evolutionisme. We menen slechts dat dubbelzinnige, voorlopige of niet-gezaghebbende uitspraken van een paus, bisschop of Congregaties niet een duidelijke, eenduidige leeruitspraak die ons door de apostelen is overgeleverd kan vervangen. Dergelijke voorlopige of ambigue uitspraken over zaken van geloof en moraal moet worden begrepen in het licht van eerdere duidelijke en gezaghebbende uitspraken van het Leergezag, wanneer dergelijke uitspraken overgeleverd zijn. Met betrekking tot schepping en evolutie, hebben we aangetoond dat er een groot aantal zeer gezaghebbende uitspraken van het Leergezag is die uitgaan van de schepping en de letterlijke historische waarheid van Genesis 1-11.

Aanhangers van de theïstische evolutie zullen tegenwerpen dat kosmologisch en biologisch evolutionisme natuurwetenschappelijke hypothesen zijn die niet uitgesloten kunnen worden door de kerkelijke theologie omtrent de schepping. En het is waar dat paus Johannes Paulus II zijn wetenschappelijke adviseurs geloofde toen ze beweerden dat alles in het universum (met uitzondering van de ziel van de mens) zou zijn ontstaan ​​door natuurlijke processen, nadat eerst ex nihilo (uit niets) in den beginne de stoffelijke elementen en natuurwetten geschapen zijn. Maar de paus heeft nooit enig bewijs genoemd dat hun mening boven redelijke twijfel verheven waar moest zijn. Bovendien is de steun van paus Johannes Paulus II voor de evolutionaire hypothese altijd voorzichtig geweest en hij heeft ons nooit verplicht om hiermee in te stemmen. Zo zei hij bijvoorbeeld tijdens een woensdagaudiëntie tegen het publiek:

Daarom kan worden gezegd dat het vanuit het geloof bezien geen problemen is om de oorsprong van de mens, wat zijn lichaam betreft, te verklaren vanuit de evolutietheorie. Er moet echter aan worden toegevoegd dat deze hypothese slechts een mogelijkheid weergeeft, geen wetenschappelijke zekerheid.

Tevens heeft de heilige Vader in zijn beroemde toespraak tot de Pauselijke Academie van Wetenschappen in 1996 toegegeven dat:

De geldigheid van een theorie hangt af van de mogelijkheid om de theorie te verifiëren, de theorie moet getoetst worden aan de feiten, wanneer de theorie de feiten niet langer verklaard zijn de beperkingen ervan aangetoond. Ze moet dan heroverwogen worden.

Een van de belangrijkste redenen waarom de evolutie nog steeds een geloofwaardige hypothese is, is dat de hypothese niet onderworpen is aan een scherp en kritisch publiek debat. In zijn encycliek Humani generis van 1950 vroeg paus Pius XII aan de katholieke wetenschappers om de bewijzen voor en tegen de hypothese van menselijke evolutie te onderzoeken. Desondanks hebben in afgelopen 62 jaar slechts een handvol katholieke universiteiten en onderzoekscentra aandacht besteed aan de ernstige tekortkomingen van de evolutionaire hypothese. Aan de vooravond van zijn verkiezing tot het paus, keurde de toenmalige kardinaal Ratzinger de Engelstalige publicatie goed van zijn boek ‘Waarheid en Tolerantie’, waarin hij opmerkte:

We kunnen niet langer om het debat heen tot hoever de claims van de evolutionaire doctrine als fundamentele filosofie reiken. . . Dit debat moet daarom ook objectief benaderd worden en met een bereidheid bij beide partijen om te luisteren, iets dat tot nu toe slechts erg beperkt gebeurd is (Joseph kardinaal Ratzinger, Waarheid en Tolerantie” (San Francisco, Ignatius Press, 2004, pag. 179 tot 181).

Deze verklaring was des te opmerkelijker in het licht van het feit dat de Pauselijke Academie van Wetenschappen (PAS) lang heeft geweigerd om ​​serieus rekening houden met de wetenschappelijke bewijzen tegen de evolutionaire hypothese, terwijl tegelijkertijd een aantal zaken verdedigd werd die vanuit een katholieke standpunt zeer dubieus zijn. (Twijfelachtige standpunten bepleit in publicaties van de PAS zijn onder meer: het beperken van grootte van het gezin tot maximaal twee kinderen, hantering van het zogenaamde "hersendood" criterium om de menselijke dood vast te stellen en het gebruik van genetisch gemanipuleerd voedsel om de honger in de wereld tegen te gaan.) In het Darwin jaar weigerden de organisatoren van een PAS conferentie over de evolutie om wetenschappers toe te laten die overtuigend wetenschappelijk bewijs konden presenteren tegen de evolutionaire hypothese, zelfs toen gepromoveerde katholieke wetenschappers aanboden om dit op eigen kosten te doen (vgl. www.sciencevsevolution.org).

In tegenstelling daarmee leert de traditionele leer van de Katholieke Kerk – die door de kerkvaders en -leraars zonder uitzondering bevestigd is - dat de oorsprong van de mens en het universum niet een vraag is van de natuurwetenschap, maar van de theologie. In de Summa Theologica vat de H. Thomas van Aquino de gemeenschappelijke visie van de kerkvaders en -leraars als volgt samen:

"Daarom zijn het niet de werken van de natuur waardoor de schepping onze wereld binnenkomt, maar het werk van de natuur verondersteld de schepping” (Summa Theologica, Deel I, vraag 45, artikel 8).

Met andere woorden, volgens de heilige Thomas en al de kerkvaders, zijn de natuurlijke processen en activiteiten zelf geen voorbeelden van Gods creatieve activiteit, maar ze tonen veeleer Zijn Voorzienigheid bij het onderhouden van zijn eerdere werk van de schepping, die Voorzienigheid wordt verondersteld door de manier waarop deze processen en activiteiten nu plaatsvinden. In het licht van dit traditionele katholieke begrip van het onderscheid tussen schepping en voorzienigheid, vallen de oorsprong van de mens en het universum niet binnen het domein van de natuurwetenschap.

Nu, als het traditionele onderscheid tussen schepping en voorzienigheid correct is - en de unanieme leer van alle Kerkvaders is altijd correct op dit soort punten – dan zijn alle inspanningen van natuurwetenschappers om de "oorsprong van soorten" te vinden in de natuur of in het laboratorium gedoemd te mislukken. En inderdaad, alle pogingen hebben gefaald. Bijvoorbeeld, al meer dan zeventig jaar experimenteert men op fruitvliegen om mutaties te produceren die ertoe leiden dat de fruitvlieg zich ontwikkelt tot iets anders, maar het is jammerlijk mislukt. Fruitvliegen zijn nog steeds fruitvliegen, en alle door mutaties geproduceerde vormen zijn inferieur aan de niet-mutante vormen. Inderdaad, meer dan 150 jaar na de publicatie van Darwins “De Oorsprong van de Soorten[7]”, wijst alle experimentele bewijs en alle waarnemingen er nog steeds op dat de evolutionaire hypothese, in de woorden van Nobelprijs winnende biochemicus Sir Ernst Chain, "een hypothese is zonder bewijs en in tegenspraak met de feiten."

Al tientallen jaren hebben Katholieke theïstische evolutionisten geprobeerd om de evolutie te verdedigen als de "enige wetenschappelijke verklaring voor ons ontstaan", hun bewijs komt van de "natuurwetenschap" die zich baseert op nu waargenomen natuurlijke processen. "Schepping" is daarentegen, naar hun mening, niet een "wetenschappelijke" verklaring voor de oorsprong van de mens of alle andere levensvormen, omdat het niet voldoet aan dit criterium. Maar de Kerk heeft altijd verklaard dat "theologie" de "koningin van de wetenschappen" is, er is dus niets "onwetenschappelijk" aan de traditionele scheppingsleer. Ze erkent simpelweg dat er grenzen zijn aan hoe ver natuurwetenschappers kunnen terug extrapoleren naar een ver verleden, vanuit stoffelijke processen die nu waar te nemen zijn. Dit is in het licht van de Goddelijke Openbaring over schepping, de zondeval en de zondvloed, een volkomen redelijke veronderstelling, de zondeval en de zondvloed zijn evenzeer “onbewijsbaar" als de evolutionistische veronderstelling dat dingen altijd hetzelfde zijn geweest sinds het begin van schepping.

Bovendien, door te kiezen voor evolutie als de "enige wetenschappelijke" verklaring voor de oorsprong van de verschillende soorten levende wezens, gooien de theïstische evolutionisten niet alleen de onveranderlijk leer van de kerkvaders, -leraars, pausen en concilies overboord, maar onbedoeld betwisten ze ook de goedheid en wijsheid van God. Dat doen ze doordat ze de H. Thomas en de Kerkvader en –leraars tegenspreken, die leren dat God alle schepselen perfect en naar hun aard voor de mens gemaakt heeft. De theïstische evolutionisten daarentegen beweren dat God doelbewust middels evolutionaire processen allerlei soorten dieren deed ontstaan, alleen om hen te vernietigen, zodat iets meer geëvolueerde soorten hun plaats konden innemen. Bovendien maakt deze evolutionaire god gebruik van een proces van mutatie en natuurlijke selectie die de aarde bezaait met zieke en misvormde wezens die in een proces van zogenaamde "gunstige mutaties" reptielen omvormt tot vogels en chimpansees verandert in mensen. Die zogenaamde evolutionaire god, is niet de God van de Bijbel, van de Kerkvaders en -leraars, van wie de H. Thomas keer op keer zegt dat "al Zijn werken perfect zijn."

Conclusie

Aangetoond is dat er een indrukwekkende hoeveelheid van zeer gezaghebbende kerkelijke Leeruitspraken is die de schepping en letterlijke historische waarheid van Genesis 1-11 handhaven.

De bewijslast ligt dus bij de geleerden die de traditionele interpretatie van "de heilige geschiedenis van Genesis." uitdagen.

Alle verklaringen van kerkleiders ten gunstige van evolutie zijn niet-gezaghebbend of dubbelzinnig.

Honderdvijftig jaar na de publicatie van de “De Oorsprong van de Soorten”, blijft de evolutionaire hypothese nog steeds "een hypothese zonder bewijs en strijdig met de feiten."

Daarom zijn katholieken nog steeds gehouden om vast te houden aan de traditionele leer van de schepping zoals het werd doorgegeven door de Apostelen en zijn gehouden om te bidden dat het Leergezag de traditionele leer van de schepping opnieuw zal bevestigen, voor het welzijn van de zielen en ten voordele van alle wetenschappen.

Moge Zijn Koninkrijk komen!



Voetnoten
1e Vaticaanse Concilie, Dogmatische Constitutie betreffende het Katholieke Geloof, Hoofdstuk 2 (DS, 1788).

Dietrich Von Hildebrand, "A Word of Caution" http://www.fatima.org/library/cr44pg18.html

Fr. Chad Ripperger, F.S.S.P., Conservative vs. Traditional Catholicism, 2001.

[1] 4e Concilie van Lateranen, Caput 1: De Fide Catholica, http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=796&id=0&highlight=lateranen#al1 

[2] Visie die er vanuit gaat dat de schepping door God verenigbaar is met de wetenschappelijke evolutietheorie 

[3] Arcanum, 10 februari 1880

[4] http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=615

[5] Persona Humana, Verklaring over bepaalde vraagstukken aangaande seksuele ethiek", 29 dec. 1975, http://www.vatican.va/roman_curia/congregations/cfaith/documents/rc_con_cfaith_doc_19751229_persona-humana_en.html

[6] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr 2352

[7] Origin of Species

3 opmerkingen:

Unknown zei

Dan is de aarde dus ook plat en draait de zon erom heen. Die stond immers ooit stil volgens de Bijbel!
Even doordenken: Als alle dieren waarvan we de fossielen hebben gevonden (en die we nog niet hebben gevonden) allemaal tegelijk in één scheppingsmoment zijn ontstaan, was de aarde te klein om ze allemaal te bevatten. Of is deze vorm van denken ook al strijdig met het geloof?

Mijn advies: hou op met deze volkomen overbodige scherpslijperij waar niemand bij gebaat is, ga de armen helpen, de naakten kleden en de zieken verzorgen. Dàt bedoelde God toen hij U liet ontstaan.

Hugo Bos zei

Waarom zou je de zieken verzorgen en de armen voeden als het toch een kwestie is van 'survival of the fittest' (evolutie)? Wanneer je die ander als schepsel van God ziet is het vrij logisch de zwakke te helpen, wanneer je de ander ziet als het toevallig resultaat van een reeks toevallige mutaties niet. Daarom zijn de mensen die geloven in de schepping tegen abortus, terwijl zij die geloven in evolutie er vaak geen moeite me hebben om deze zwakke medemens te doden.

Michaël zei

Ik heb hier tijdje geleden ook een artikel over geschreven op mijn blog, en dan op het Katholiek Forum: https://cruxavespesunica.org/2017/11/16/het-scheppingsverhaal-dient-letterlijk-te-worden-genomen/

http://www.katholiekforum.net/2017/11/16/waarom-de-evolutietheorie-te-verwerpen-is/

Het is opmerkelijk hoeveel katholieken tegenwoordig de evolutietheorie aanhangen en de spot drijven met diegenen die de Ware Leer willen aanhangen én aantonen. Zeer betreurenswaardig.