zaterdag 2 september 2017

Een procedure om dwalingen van een paus vast te stellen

Artikel in in Catholic Herald van 18 augustus 2017

Een vooraanstaande theoloog heeft voorgesteld het kerkelijk recht te hervormen waardoor het mogelijk wordt de leerstellige dwalingen van een paus vast te stellen. Pater Aidan Nichols, een pro-life auteur die hoogleraar was in Oxford en Cambridge en ook aan het Angelicum in Rome, heeft gezegd dat de exhortatie Amoris Laetitia van paus Franciscus tot een “uiterst ernstige” situatie heeft geleid. Pater Nichols opperde dat de Kerk, gegeven de beweringen van de paus rond onderwerpen die huwelijk en zedenwet betreffen, wel eens een procedure zou kunnen gebruiken “die een paus die dwalingen leert, tot de orde kan roepen”. De dominicaanse theoloog zei dat deze procedure misschien minder “conlictueus” zou zijn als ze plaats zou vinden tijdens een toekomstig pontificaat zoals paus Honorius pas vanwege dwaling werd veroordeeld toen hij niet meer zetelde op de stoel van Petrus.

Pater Nichols zei dit op de jaarlijkse conferentie in Cuddesdon van een oecumenische club, het Genootschap van St. Alban en St. Sergius, tegenover een grotendeels niet katholiek gehoor. Hij zei dat het gerechtelijk proces “pausen zou afhouden van de neiging tot leerstellige eigenzinnigheid of simpele onachtzaamheid” en antwoord zou geven op “een zekere oecumenische bezorgdheid” van anglicanen, orthodoxen en anderen die bang zijn dat de paus carte blanche heeft om welke leer dan ook op te leggen. “Inderdaad kan het zijn, dat de huidige crisis van het Romeinse leergezag door de voorzienigheid bedoeld is om de aandacht te vestigen op de grenzen van het primaat in dit opzicht.”

Pater Nichols heeft meer dan 40 boeken geschreven over filosofie, theologie, apologetiek en criticisme. In 2006 werd hij aan de Universiteit van Oxford benoemd tot eerste docent in katholieke theologie sinds de reformatie.  Hij heeft tot nu toe geen publiek commentaar geleverd op Amoris Laetitia maar hij was wel ondertekenaar van een uitgelekte brief van 45 priesters en theologen aan het College van Kardinalen. Die brief vroeg de kardinalen om aan de paus een verheldering te vragen om ketterse en dwalende interpretaties van de exhortatie uit te sluiten.

In zijn verhandeling vermeldt pater Nichols enkele van dezelfde bekommernissen als de brief: hij merkt bij voorbeeld op dat Amoris Laetitia zou kunnen inhouden dat het kloosterleven geen hogere levensstaat is dan het huwelijk – een opvatting die als ketters veroordeeld is door het Concilie van Trente.

Men heeft de exhortatie ook uitgelegd als zou het mogelijk zijn dat gescheiden en hertrouwde personen de communie kunnen ontvangen zonder dat zij proberen “als broer en zus” te leven. Dit is tegen de permanente leer van de Kerk, opnieuw bevestigd door de pausen Johannes Paulus II en Benedictus XVI. Pater Nichols zei dat deze interpretatie, die paus Franciscus naar verluidt heeft goedgekeurd, in de Kerk “een levensstaat zou invoeren die vroeger ongehoord was. Ronduit gezegd is deze levensstaat een vorm van getolereerd concubinaat.”

Maar pater Nichols stelde dat de manier waarop Amoris Laetitia argumenten aanvoerde ten gunste van een “getolereerd concubinaat” (zonder deze zin te gebruiken) mogelijk nog gevaarlijker was. Hij citeerde de beschrijving door de exhortatie van een geweten dat “erkent dat een bepaalde situatie objectief niet overeenkomt met de eisen van het evangelie” maar dat “met een bepaalde morele zekerheid” ziet …. wat op dit moment het meest edelmoedige antwoord is”. Pater Nichols stelde dat het was alsof men zei “dat daden, die veroordeeld worden door de wet van Christus, soms toch moreel juist zijn of zelfs inderdaad door God gewenst.”

Dit zou in tegenspraak zijn met de leer van de Kerk dat sommige handelingen altijd moreel slecht zijn, zei pater Nichols. Hij richtte tevens de aandacht op de stelling – vermoedelijk verwijzend naar pogingen om in onthouding te leven – dat iemand “heel goed de regel kent ….. in een concrete situatie is die hem of haar niet toestaat anders te handelen en dat hij toch beslist anders te handelen zonder dat dit zonde is”. Pater Nichols constateerde dat het Concilie van Trente plechtig de opvatting heeft veroordeeld dat “het onmogelijk zou zijn de geboden van God te onderhouden zelfs voor iemand die gerechtvaardigd is en in staat van genade.” Amoris Laetitia lijkt te zeggen dat dit niet altijd mogelijk is en dat het zelfs niet altijd raadzaam is de morele wet te volgen.

Als dergelijke algemene stellingen over morele handelingen juist zouden zijn, zei pater Nichols, “dan blijft geen enkel terrein van de christelijke moraal gevrijwaard.”.

Hij zei dat men het liefste wil denken dat de paus alleen maar “onachtzaam” is geweest in zijn taalgebruik, eerder dan dat hij actief dwaling wilde leren. Maar dit lijkt twijfelachtig, gezien de meldingen dat de Congregatie voor de Geloofsleer correcties op Amoris Laetitia heeft voorgesteld, die in de wind geslagen zijn.

Kardinaal Raymond Burke heeft publiek gesproken over een formele correctie van de paus. Echter pater Nichols zegt dat noch de Westerse noch de Oosterse Wetboeken van Kerkelijk Recht een procedure bevatten  “voor een onderzoek in de zaak van een paus van wie men meent dat hij leerstellige dwaling heeft verkondigd, en noch minder is er een voorziening voor een rechtszaak.” Pater Nichols constateert dat de traditie van het kerkelijk recht is dat “dat de eerste zetel door niemand wordt geoordeeld”. Maar hij zegt dat het eerste Vaticaans Concilie de leer van de pauselijke onfeilbaarheid heeft beperkt, zodat “het niet de opvatting van de katholieke Kerk is dat een paus niet in staat zou zijn het volk op de verkeerde weg te leiden door foutieve onderrichting als  publieke leraar. Hij moge de hoogte beroepsrechter van de christenheid zijn ….. maar dat maakt hem niet immuun voor het bedrijven van leerstellige blunders.  Verrassenderwijs of misschien ook niet, gegeven de verering die heerste rond de figuren van de pausen sinds het pontificaat van Pius IX, lijkt dit feit onbekend aan velen die toch beter zouden moeten weten.” Uitgaande van de grenzen van de pauselijke onfeilbaarheid zou het kerkelijk recht misschien kunnen voorzien in een formele procedure om te onderzoeken of een paus een dwaling heeft geleerd.

Pater Nichols zei dat bisschoppenconferenties aarzelen paus Franciscus te steunen, waarschijnlijk omdat zij onder elkaar verdeeld waren; maar hij zei dat het “programma van de paus niet zo ver gekomen zou zijn als niet theologisch liberale personen in het tamelijk recente verleden waren benoemd op hoge posities zowel in het wereldepiscopaat als de rangen van de Romeinse curie.”

Pater Nichols zei dat er “een gevaar was van een mogelijk schisma”, maar dat het niet waarschijnlijk en niet even dreigend als “de verspreiding van een morele ketterij”. De opvattingen die klaarblijkelijk in de Amoris Laetitia te vinden zijn, zouden, als het niet gecorrigeerd wordt, “in toenemende mate worden beschouwd als op zijn minst een theologisch aanvaardbare mening. En dat zal een schade toebrengen die niet gemakkelijk hersteld kan worden.
Hij besloot met de constatering dat de wet van de Kerk zal verder leven door hen die “de wet beleven in trouwe liefde”.

Vertaling C. Mennen pr


2 opmerkingen:

Bert Brouwer zei

Voor het juiste protocol inzake een dwalend leergezag kan men altijd Mat.13,24-30 er nog eens op nalezen:
Een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien. Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat? Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wilt ge dan dat we het bijeengaren? Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.”

Hugo Bos zei

Ik begrijp niet hoe deze gelijkenis ons hier iets over leert.