woensdag 1 maart 2017

Wanneer de publieke terechtwijzing dringend en noodzakelijk is

door Roberto de Mattei

Kan een paus voor laakbaar gedrag publiek terecht gewezen worden? Of moet het gedrag van een gelovige onvoorwaardelijke gehoorzaamheid zijn, die zo ver gaat dat het iedere woord of ieder gebaar van een paus rechtvaardigt, zelfs als die publieke ergernis wekken?
Volgens sommigen, zoals de Vaticanist Andrea Tornelli, is het mogelijk de paus je eigen bezwaren in een persoonlijke ontmoeting tot uitdrukking te brengen zonder dit echter openlijk te tonen. Deze stelling geeft tenminste één ding toe. De paus is niet onfeilbaar behalve wanneer hij ex cathedra spreekt. Anders zou het niet toegestaan zijn hem, zelfs niet privé, tegen te spreken. De enige weg zou dan een religieus zwijgen zijn. In werkelijkheid kan de paus, die niet Christus is, maar slechts zijn plaatsbekleder op aarde zondigen en dwalen. Klopt het dat hij alleen maar privé maar nooit publiek terecht gewezen kan worden?

Om die vraag te beantwoorden, is het belangrijk te herinneren aan het voorbeeld bij uitstek in de geschiedenis. Dat gebeuren levert ons de gouden regel van hoe we ons dienen te gedragen: het zogenaamde incident in Antiochië. De heilige Paulus herinnert eraan in de brief aan de Galaten die waarschijnlijk tussen 54 en 57 n. Chr. geschreven is, en wel met de volgende woorden:
….. zij hadden ingezien dat aan mij het evangelie voor de onbesnedenen was toevertrouwd, juist zoals aan Petrus dat voor de besnedenen want Hij die Petrus kracht had gegeven voor het apostelschap onder de besnedenen had mij kracht gegeven voor de heidenvolken en daar zij de mij gegeven genade hadden erkend, hebben zij, Jakobus en Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de hand der gemeenschap gereikt: wij zouden naar de heidenen gaan en zij naar de besnedenen. Alleen moesten wij hun armen gedenken, wat ik dan ook juist van harte gedaan heb. Maar toen Kefas in Antiochië gekomen was, heb ik hem in zijn gezicht weerstaan, want hij stond onder het oordeel. Immers, voordat sommige mensen van Jakobus gekomen waren, at hij gewoon met de heidenen mee, maar toen zij gekomen waren, begon hij zich terug te trekken en afzijdig te houden uit vrees voor de mannen van de besnijdenis. En de overige Joden veinsden met hen mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun veinzerij liet meeslepen. Maar toen ik zag dat hun gedrag niet strookte met de waarheid van het evangelie, zei ik tegen Kefas waar allen bij waren: “Als jij, een geboren Jood, leeft als een heiden en niet als een Jood, hoe kun je dan de heidenen dwingen om te leven als Joden?” (Gal. 2, 7-14)

Uit angst de gevoeligheid van de joden niet te kwetsen bevorderde Petrus door zijn gedrag de positie van de “judaïzanten” die geloofden dat alle bekeerde heidenchristenen zich moesten laten besnijden en zich moesten onderwerpen aan de joodse wet. De heilige Paulus zegt, dat de heilige Petrus heel duidelijk fout geweest was en dat hij zich daarom publiekelijk tegen hem verzette om er voor te zorgen dat Petrus niet langer een ergernis was in de Kerk waarover hij het oppergezag uitoefende. Petrus aanvaardde de terechtwijzing van Paulus doordat hij nederig zijn fout erkende. De heilige Thomas behandelt deze episode in veel van zijn werken. Hij merkt met name op dat “de apostel zich tegen Petrus verzet in de uitoefening van zijn gezag en niet tegen zijn gezag zelf” (Super Epistolam ad Galatas lectura, nr. 77). Paulus erkende dat Petrus het hoofd van de Kerk op aarde is, maar zag het toch als legitiem zich tegen hem te verzetten vanwege de ernst van het probleem, dat aan het heil van zielen raakte. “De wijze van terechtwijzing was gepast omdat het publiek en duidelijk was” (Super Epistolam ad Galatas, nr. 84). Deze episode bevat, volgens de doctor angelicus, een les voor de prelaat als ook voor hen die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd: “Aan de prelaten werd een voorbeeld van nederigheid gegeven opdat zij niet weigeren terechtwijzingen van de kant van hun onderdanen en van hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, te accepteren; en aan de onderdanen werd een voorbeeld van ijver en vrijheid gegeven opdat zij niet bang zijn hun prelaten terecht te wijzen, vooral wanneer hun schuld publiek is en ertoe kan leiden voor velen een gevaar te worden” (Super Epistolam ad Galatas, nr. 77).
In Antiochië toonde de heilige Petrus heel grote nederigheid en de heilige Paulus stralende naastenliefde. De apostel van de heidenen blijkt niet alleen rechtvaardig te zijn maar ook barmhartig. Tot de geestelijke werken van de barmhartigheid hoort de vermaning van de zondaars, die door de moraaltheologen “broederlijke vermaning” wordt genoemd. Zij gebeurt privé als de zonde privé is, publiek als de zonde publiek is. Jezus zelf heeft de manier van handelen vastgesteld:
“Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.”(Mt. 18, 15-18)

Men kan zich voorstellen dat heilige Paulus geprobeerd heeft de heilige Petrus privé te overtuigen. Als dat klaarblijkelijk mislukt is, aarzelde hij niet hem publiek terecht te wijzen, zoals de heilige Thomas van Aquino zegt: omdat de heilige Petrus voor het oog van allen gezondigd had, moest hij ook voor het oog van allen berispt worden” (In 4 Sententiarum, Dist. 19, q. 2, a. 3). Petrus en Paulus hebben bij het incident in Antiochië een voorbeeld nagelaten aan hen die na hen kwamen. De broederlijke terechtwijzing is, zoals de theologen leren, geen facultatief gebod. Het is verplichtend, vooral voor hen die in de Kerk verantwoordelijkheid dragen, omdat het direct op het natuurrecht en het positieve goddelijke recht berust (Dictionnaire de Théologie Catholique, vol. III, col. 1908). De vermaning kan van de ondergeschikte tot de leidinggevende, en van de leek tot de prelaat gericht zijn. Op de vraag of men ertoe verplicht de leidinggevende publiek te vermanen, bevestigt de heilige Thomas dit in zijn Commentaar op de Sententies van Petrus Lombardus waarin hij er echter op wijst dat men altijd met het grootste respect te werk moet gaan. Daarom moeten de prelaten niet in het publiek terecht gewezen worden maar nederig in de privésfeer, behalve als er een gevaar voor het geloof bestaat; dan namelijk wordt de prelaat de mindere, als hij in ontrouw vervalt, en de ondergeschikte wordt de meerdere” (In 4 Sententiarum, Dist. 19, q. 2, a. 2). In dezelfde woorden drukt zicht de doctor angelicus uit in de Summa Theologiae: “Waar echter het geloof gevaar loopt, daar moet men publiek de leidinggevende terecht wijzen, zoals Paulus dat gedaan heeft; en zoals Augustinus met betrekking hierop schrijft (ep. 19): “Petrus zelf heeft de leidinggevenden het voorbeeld gegeven, dat zij zich, als zij het rechte pad verlaten, niet moeten verzetten als ondergeschikten hen terechtwijzen”(Summa Theologiae, II-IIae, 33, 4, 2).

Cornelius a Lapide (Cornelis Cornelissen van den Steen)  heeft het denken van de kerkvaders en de kerkleraren samengevat met de woorden: “[….] De leidinggevenden kunnen door de ondergeschikten in nederigheid en naastenliefde vermaand worden om de waarheid te verdedigen. Dat zeggen op basis van deze plaats (Gal. 2, 11) de heilige Augustinus (Ep. 19), de heilige Cyprinaus, de heilige Gregorius, de heilige Thomas en anderen die we hierboven genoemd hebben. Zij leren unaniem dat de heilige Petrus, hoewel hij een hogere plaats had, door de heilige Paulus terecht gewezen werd [….]. Terecht zegt de heilige Gregorius daarom (Homil. 18 in Ezech.): “Petrus zweeg opdat hij, die de eerste in de apostolische hiërarchie was, ook de eerste in de nederigheid zou zijn.” En de heilige Augustinus bevestigde dit (Epist. 19 ad Hieronymum): “Door te leren dat de leidinggevende niet moet weigeren zich door de ongeschikte te laten vermanen, heeft de heilige Petrus aan hen die na hen kwamen een nog buitengewoner en nog heiliger voorbeeld geven dan de heilige Paulus, die leerde dat de ondergeschikte ter verdediging van de waarheid met liefde de durf moet hebben zonder vrees de leidinggevende te weerstaan”(Ad Gal. 2, II, in Commentaria in Scripturam Sacram, Vivès, Paris 1876, band XVII).

De broederlijke terechtwijzing is een daad van naastenliefde. Tot de grootste zonden tegen de liefde behoort het schisma dat betekent dat men zich losmaakt van het gezag van de Kerk of van haar wetten, gewoonten en zeden. Ook een paus kan in schisma vervallen als hij de Kerk verdeelt, zoals de theoloog Suarez betoogt (De schismate in Opera omnia, Bd. 12, pp. 733-734 en 736-737) en kardinaal Journet bevestigt (L’Eglise du Verbe Incarné, Desclée, Brugge 1962, deel 12, p. 596)

Op dit moment heerst er verwarring in de Kerk. Enkele moedige kardinalen hebben een eventuele, publieke, broederlijke vermaning van paus Bergoglio aangekondigd, wiens initiatieven van dag tot dag zorgwekkender zijn en tot meer verdeeldheid aanleiding geven. Het feit dat hij nalaat op de Dubia van de kardinalen met betrekking tot hoofdstuk 8 van het apostolisch schrijven Amoris Laetitia te antwoorden, bevordert en voedt de ketterse of bijna-ketterse interpretaties in zake de communie van gescheiden hertrouwden. De verwarring die op deze manier bevorderd wordt leidt tot spanningen en interne strijd, of anders gezegd tot een situatie van godsdienstige tegenstellingen die voorboden zijn van een schisma.
Dat maakt de broederlijke terechtwijzing dringend noodzakelijk.

Verschenen 22 februari 2017.
Vertaling C. Mennen

Geen opmerkingen: