woensdag 27 april 2016

Eerste overwegingen bij een rampzalig document

door Robert de Mattei
10 april 2016

Met de post-synodale Apostolische Exhortatie, Amoris Laetitia,  gepubliceerd op 8 april, heeft paus Franciscus officieel zijn mening gegeven over morele onderwerpen rond het huwelijk die nu twee jaar ter discussie staan.

In het Consistorie van 20 en 21 februari 2014 had Franciscus de taak om het debat over dit thema aan te zwengelen toevertrouwd aan kardinaal Kasper. De stellingen van kardinaal Kasper volgens welke de Kerk haar huwelijkspraktijk moest veranderen, vormden het Leitmotiv van de twee Synodes over het gezin in 2014 en 2015 en vormt nu de basis van de Exhortatie van paus Franciscus.

In de loop van deze twee jaar hebben illustere kardinalen, bisschoppen, theologen en filosofen zich in het debat gemengd om aan te tonen dat er een nauwe samenhang moet zijn tussen de leer van de Kerk en haar praktijk. Pastorale zorg is in feite gebaseerd op de dogmatische en morele leer. “Er kan geen pastorale zorg bestaan die niet spoort met de waarheden en de moraliteit van de Kerk, die tegengesteld is aan haar wetten en niet is gericht op het ideaal beleven van het christelijk leven!”, stelde kardinaal Velasio De Paolis in zijn openingstoespraak tot de kerkelijke rechtbank van Umbrië op 27 maart 2014.



In de weken die aan de postsynodale Exhortatie voorafgingen, werden de openbare en private interventies bij de paus van de kant van kardinalen en bisschoppen steeds sterker met de bedoeling om de promulgatie te voorkomen van een document dat vol dwalingen stond, wat duidelijk werd door het grote aantal amendementen dat de Congregatie voor de Geloofsleer bij de ontwerptekst had gemaakt. Franciscus haalde geen bakzeil en schijnt de laatste herziening van de Exhortatie, of minstens van sommige van de belangrijkste passages, toevertrouwd te hebben aan enkele van zijn vertrouwde theologen die proberen St. Thomans te herinterpreteren in het licht van de Hegeliaanse dialectiek.

Hieruit is een tekst ontstaan die niet dubbelzinnig is maar helder – in zijn vaagheid. De theologie van de praktijk sluit iedere doctrinele stelling uit en verwijst iedere afbakening van menselijk gedrag en handelen naar de geschiedenis. Daarom is het, zoals Franciscus stelt, begrijpelijk dat betreffende het belangrijke punt van de hertrouwd gescheidenen “dat je noch van de Synode noch van deze Exhortatie mag verwachten dat ze een nieuwe set algemene van nature canonieke regels geeft die je kunt toepassen op alle situaties”(nr. 300). Als we ervan overtuigd zijn dat christenen in hun levenswijze zich niet hoeven te richten op absolute principes maar moeten luisteren naar “de tekenen des tijds”, dat zou het tegenstrijdig zijn welke regels dan ook te formuleren.

Iedereen verwachtte het antwoord op één fundamentele vraag: kunnen zij die na een eerste huwelijk slechts burgerlijk getrouwd zijn het sacrament van de eucharistie ontvangen? De Kerk heeft altijd een categorisch nee geantwoord op deze vraag. De hertrouwd gescheidenen kunnen de communie niet ontvangen omdat hun levenssituatie objectief in strijd is met de natuurlijke en christelijke waarheid over het huwelijk die in de Eucharistie haar teken en verwerkelijking vindt (Familiaris Consortio 84).

Het antwoord van de postsynodale Exhortatie is in plaats daarvan: in het algemeen nee, maar “in bepaalde gevallen” ja. (nr. 305, noot 351). De hertrouwd gescheidene moet in feite worden: “geïntegreerd” en niet buitengesloten (299). Hun integratie “kan vorm krijgen in verschillende kerkelijke dienstwerken en dit vereist onderscheiding welke van de verschillende vormen van uitsluiting die nu nog in de Kerk worden gepraktiseerd in het kader van de liturgie, de pastoraal de opvoeding en de instellingen, kunnen worden overwonnen” (nr. 299) zonder daarbij de sacramentele discipline uit te sluiten (nr. 336).

Het volgende is in ieder geval duidelijk: het verbod voor de hertrouwd gescheidenen om de communie te ontvangen is niet langer absoluut. De paus staat het, als algemene regel, niet toe, maar hij verbiedt het evenmin.

In een interview met “Il Foglio” van 15 maart 2014 benadrukte kardinaal Caffara tegen Kasper: “Dit raakt aan de leer. Onvermijdelijk. Men kan wel zeggen dat het niet zo is, maar het is wel zo. Er wordt een praktijk ingevoerd die op de lange termijn, en niet alleen bij het christenvolk, het volgende idee doet post vatten: er bestaat geen huwelijk dat absoluut onontbindbaar is. En dat is zonder meer tegen de wil van de Heer. Daar is absoluut geen twijfel over.”

Verder is de uitzondering voorbestemd regel te worden, omdat de criteria om de communie te kunnen ontvangen in Amoris Laetitia overgelaten zijn aan het “persoonlijk oordeel” van iedereen. Dit oordeel komt tot stand  in een “gesprek met de priester, in het interne forum” (nr. 300) “geval voor geval”. Echter, welke zielenherder zal het ontvangen van de eucharistie durven verbieden, als “het evangelie zelf ons zegt niet te oordelen of te veroordelen (nr. 308) en als het nodig is “iedereen te integreren”(nr. 297) en “de constructieve elementen [te waarderen] in die situaties die nog niet of niet meer overeenkomen met de leer [van de Kerk] over het huwelijk?” (nr. 292).

De pastores die willen verwijzen naar de geboden van de Kerk, zouden het risico lopen – volgens de Exhortatie – te handelen “als controleurs van de genade eerder dan als bevorderaars ervan” (nr. 310) “Daarom mag een pastor niet denken dat het voldoende is morele wetten toe te passen op hen die in ‘irreguliere’ situaties leven alsof het stenen zijn die je naar het leven van mensen gooit. Dit zou wijzen op het gesloten hart van iemand die gewend is zich te verbergen achter de leer van de Kerk, “terwijl zij zitten op de stoel van Mozes en soms vanuit de hoogte en oppervlakkig oordelen over moeilijke gevallen en gewonde gezinnen.”

Deze ongekende taal, harder dan de hardheid van het hart die de “controleurs van de genade”  terecht wijst, is de karakteristieke trek van Amoris Laetitia, die kardinaal Schönborn, niet toevallig  tijdens de persconferentie van 8 april “een bijzonder taalkundig gebeuren” noemt. “Mijn grote vreugde rond dit document”, zei de kardinaal van Wenen, “ligt in het feit dat het “consequent uitgaat boven het kunstmatige, uitwendige, heldere onderscheid tussen regulier en irregulier”. Zoals altijd drukt taal inhoud uit. De situaties die de postsynodale Exhortatie aanduidt als “de zogenaamd irreguliere” zijn die van publiek overspel en buitenechtelijk samenwonen. Voor Amoris Laetitia vervullen zij de idealen van het christelijk huwelijk, al is het “op een gedeeltelijke en analoge wijze” (nr. 292). “Op grond van omstandigheden en milderende factoren is het mogelijk dat in een objectieve situatie van zonde – die subjectief niet schuldig hoeft te zijn of niet helemaal – iemand kan leven in Gods genade, kan liefhebben en ook kan groeien in het leven van genade en liefde als men daartoe de hulp van Kerk ontvangt (nr. 305). “In sommige gevallen kan dit ook de hulp van de sacramenten zijn” (noot 351).

Volgens de katholieke moraal kunnen omstandigheden die de context bepalen waarin een daad is gesteld, de morele aard van de daden zelf niet wijzigen en ze kunnen een intrinsiek slechte daad niet juist en goed maken.  Toch is deze leer over de absolute morele normen en over het intrinsece malum door Amoris Laetitia ongevaarlijk gemaakt. Dat is hetzelfde als de “nieuwe moraal” die in talloze documenten is veroordeeld door Pius XII en door Johannes Paulus II in Veritatis Splendor. De situatiemoraal staat aan de omstandigheden toe en uiteindelijk aan het subjectieve geweten van iemand. om te bepalen wat goed en kwaad is. Een buitenechtelijke seksuele verbintenis wordt niet als intrinsiek ongeoorloofd beschouwd maar in zover het een daad van liefde is, te beoordelen naar de omstandigheden. Meer in het algemeen, kwaad bestaat niet in zichzelf net zo min als zware zonde of doodzonde bestaan. De gelijkschakeling van mensen in staat van genade (reguliere situaties) en mensen in staat van permanente zonde (irreguliere situatie) is niet alleen een taalspel: het lijkt te vallen onder de Lutherse theorie simul iustus et peccator, veroordeeld door het decreet over de rechtvaardiging op het Concilie van Trente (Denz. H. nrs 1551-1583).

De postsynodale Exhortatie is veel erger dan het verhaal van kardinaal Kasper waartegen al veel kritieken in boeken, artikelen en interviews zijn verschenen. Kardinaal Kasper stelde enkele vragen; de exhortatie Amoris Laetitia biedt een antwoord: open de deur voor de hertrouwd gescheidenen, canoniseer de situatiemoraal en begin een proces van normalisatie van alle vormen van samenwonen.

Rekening houdend met het feit dat het nieuwe document behoort tot het niet onfeilbare gewone leergezag, is het te hopen dat het een voorwerp zal zijn van een grondige analytische kritiek van de kant van theologen en herders van de Kerk zonder daarbij de illusie te koesteren dat men er de
“hermeneutiek van de continuïteit” op zou kunnen toepassen.

Al is de tekst al rampzalig, nog rampzaliger is het feit dat hij ondertekend is door de plaatsvervanger van Christus. Desondanks is dit, uit liefde voor Christus en zijn Kerk, een goede reden om te spreken en niet te zwijgen. Laten we daarom de woorden van de moedige bisschop Athanasius Schneider, tot de onze maken:

“Non possumus!” Ik zal geen verwarrende taal of een handig verborgen achterdeurtje naar een profanatie van het sacrament van het huwelijk en de eucharistie aanvaarden. Evenmin zal ik een aanfluiting van het zesde gebod van God aanvaarden. Ik geef er de voorkeur belachelijk gemaakt en vervolgd te worden liever dan dubbelzinnige teksten en onoprechte methodes te aanvaarden. Ik geef de voorkeur aan het kristalheldere “beeld van Christus de Waarheid liever dan het beeld van de vos gesierd met edelstenen” (H. Irenaeus), want “Ik weet in wie ik geloof”, “Scio, Cui crededidi!” (2 Tim. 1, 12)

Vertaling C. Mennen 13 april 2016

Geen opmerkingen: