zondag 10 mei 2015

Heeft de parochie nog toekomst?

Auteur: Pastoor Mennen

Er zijn al jaren mensen die twijfelen aan de toekomst van de traditionele parochie. Ze vragen zich af of het niet totaal anders moet. En ik moet zeggen dat ik me steeds meer in hun argumenten kan vinden. Waarom?

We zien al jaren een teruggang in geloofsbeleving. Steeds meer mensen haken al dan niet geruisloos af. We hebben als mensen van de Kerk geen echt duidelijk antwoord op deze beweging. In de praktijk staan de meesten de zogenaamde “hartelijke-kerk-oplossing” voor. Ze stellen geen eisen en formuleren die eisen ook maar liever niet. Zo proberen ze zich nog rijk te rekenen en zoveel mogelijk mensen er “op een of andere manier” bij te houden. Ze verliezen zich in vaagheden als “een parochie zijn die gastvrij is voor iedereen”, “die uitnodigt en niet veroordeelt”, “die niet wettisch is maar haar hart laat spreken” en sinds kort is daar de kwalificatie “barmhartig” bijgekomen. In de liturgie is het meestal voor elk wat wils. Met name de bijzondere vieringen zoals uitvaarten, huwelijk, eerste communie, carnavalsmissen zijn een aanfluiting voor de liturgie, eigenlijk mensendienst in plaats van eredienst en het steeds weer terugkerend refrein is: naastenliefde en breken en delen. Moeilijke morele thema’s worden niet aangesneden. In de parochiebladen vindt men getuigenissen van meelevende parochianen die het toch moeilijk vinden in een persoonlijke God te geloven en die bij het kerkbezoek vooral “bij zichzelf thuis willen komen”. Het zijn de parochies die trots zijn op hun driehonderd vrijwilligers terwijl de zondagsmis maar door een honderdtal mensen of minder bezocht wordt. Ze zijn er ook trots op dat de eerste communie en het vormsel wordt voorbereid in vele gastgezinnen of door een betrokken werkgroep maar ze vergeten erbij te vertellen dat er niet één van die gastgezinnen of werkgroepleden een normale gebedspraktijk heeft en zondags naar de kerk gaat. Men heeft zichzelf blijkbaar wijsgemaakt dat er ondanks alles toch nog een grote betrokkenheid is en dus een “levendige gemeenschap”.

Deze wijze van parochie-zijn bouwt niet echt iets op. Het begeleidt in feite de gemeenschap naar de ondergang, naar het einde. Ze lijken een beetje op de opvarenden van de Titanic die vrolijk doordansen terwijl het schip al bijna vergaan is.

Steeds meer jonge priesters en seminaristen zetten hun vraagtekens bij deze parochies en bij de idee of ze wel in een dergelijke parochie willen en kunnen werken. Laat ik proberen een tamelijk veel voorkomende situatie te schilderen. Een jonge priester die bezield is van de idealen die hem door de Kerk in haar documenten ook tijdens zijn opleiding worden voorgehouden, komt in een (fusie)parochie met meerdere kerken. Onder de collega’s is er zeker wel één die de boven geschilderde “kerkvisie” aanhangt en hij moet dan maar aanvaarden dat die collega dingen doet die eigenlijk niet kunnen maar waar niemand tegen optreedt omwille van de “lieve vrede” en omdat het bisdom zegt “laat hem maar, het duurt nog maar enkele jaren voor hij met pensioen gaat”. De jonge priester wordt wel geconfronteerd met parochianen die dat alles niet begrijpen en hem verwijten dat hij “star en wettisch” is omdat hij bepaalde dingen niet doet waar de collega geen moeite mee heeft. Hij kan te maken krijgen met een pastoor die “om pastorale redenen” (lees: om geen trammelant te krijgen) liturgisch dingen laat passeren die eigenlijk niet kunnen.
De jonge priester moet doopvoorbereidingen leiden waarbij alle ouders maar één wens leeft: dat hun kind gedoopt wordt, liefst alleen, maar die niet bereid zijn ook maar iets aan hun goddeloos leven te veranderen (ze zijn praktisch nooit getrouwd, ze bidden nooit en komen nooit in de kerk). Je moet toch maar dopen, tegen je geweten in, want de pastoor wil dat zo (voor de statistieken of omdat we immers uitnodigend moeten zijn) en ook de bisschoppen geven signalen af dat dit toch maar het beste is. Acht jaar later krijg je (een gedeelte van) die dopelingen voor de eerste communie. Ze zijn tabula rasa wat geloof en geloofsbeleving betreft. Je leert ze met veel moeite het kruisteken, het onzevader en het weesgegroet, wetend dat ze dat spoedig weer vergeten zullen zijn want thuis gebeurt er op godsdienstig terrein werkelijk niets. Het bewijs daarvoor wordt geleverd als enkele van die eerste-communicanten zich enige jaren later melden voor de vormselvoorbereiding. Je moet ze dan opnieuw het kruisteken, het onzevader en het weesgegroet leren. Je voelt je tijdens een eerste communieviering als een kat in een vreemd pakhuis, ook al heb je gezorgd dat de liturgie in orde is. Vóór de viering is het een kabaal van jewelste en het kan zijn dat, als je geen ras-entertainer bent, sommige familieleden tijdens de viering doorgaan met kletsen en de kleine kinderen de kerk met hun geloop en geschreeuw onveilig blijven maken.
Is het dan vreemd dat je je gaat afvragen: heeft deze vorm van “pastoraal” nog wel enige zin? Je hebt dan ook weer meer jonge mensen die naar kloosters “vluchten” om vanuit die setting misschien zinvoller priester te kunnen zijn.

Wat dan? Ik denk dat het beter zou zijn het traditionele parochiesysteem te verlaten en ons te richten op een soort pastorale centra. Dat zijn duidelijk herkenbare kerken, met een woning voor de priester(s) en een pastoraal centrum. Die zouden door de Bisschop aangewezen moeten worden en een regio moeten bestrijken terwijl je de andere kerken rigoreus sluit. In dat kerkelijk centrum is een ruim liturgisch aanbod van dagelijkse eucharistie en getijdengebed. De liturgie dient hoogwaardig en goed verzorgd te zijn. Ideaal is een goed koor of schola maar is dat niet haalbaar dan enkele (eventueel betaalde) cantores die met het volk de juiste liturgische zang kunnen verzorgen. In het pastoraal centrum moet een levendig aanbod zijn van catechetische en verdiepende bijeenkomsten, laagdrempelig maar ook voor gevorderden. De toediening van de sacramenten is afhankelijk van de deelname aan het kerkelijk leven. Tot de kinderdoop worden alleen kinderen toegelaten waarvan de ouders blijk geven van deelname aan het kerkelijke leven. Worden er anderen aangemeld, dan wordt het doopsel pas toegediend aan het eind van een traject dat door de pastores begeleid wordt en waarin men leert het geloof te praktiseren. De eerste communie gebeurt gewoon tijdens een reguliere zondagsviering, afzonderlijk of met een paar kinderen tegelijk, na een gedegen theoretische en praktische voorbereiding. Aan de eerste communie gaat altijd de biecht vooraf. Het vormsel wordt alleen nog regionaal toegediend door de bisschop zelf na een gedegen theoretische en praktische voorbereiding. Aan het vormsel gaat altijd de biecht vooraf.
Het huwelijk is een heel laagdrempelig sacrament waaraan niemand een voorwaarde mag stellen buiten de huwelijksbeletselen. Iedere gedoopte katholiek kan in de kerk trouwen maar alleen zij die praktiseren, kunnen trouwen tijdens een eucharistieviering na gebiecht te hebben. In de kerk wordt wekelijks het sacrament van de biecht aangeboden.
Pastorale zorg wordt op verzoek geboden. Het is dus een omschakeling van een verzorgingspastoraal naar een hoogwaardige aanbodpastoraal. Het gaat om een mobilisering van de gelovigen en een uitdaging aan de maatschappij die oproept tot bekering.

Hoe is dit financieel te bekostigen? Door de financiële bijdrage van de degenen die zich bij het kerkcentrum betrokken voelen. Dat zal waarschijnlijk aanvankelijk zeker niet voldoende zijn. Daarom is het noodzakelijk dat de vermogens van de huidige parochies (voordat ze verdampt zijn) worden samengevoegd en zodanig worden belegd dat uit het rendement een groot gedeelte van het kerkcentrum kan draaien.

Natuurlijk zal het verwijt komen dat we dan met een “heilige-rest-kerk” bezig zijn. Ik bestrijd dat. Het is de keuze tussen deze nieuwe aanpak of langzaam verdwijnen. We hopen dat de inzet van de priesters en vrijwilligers rond het kerkcentrum, het voortdurende aanbod dat wordt gedaan, de marketing die erbij hoort, de stijlvolle en mooie liturgie die gevierd wordt nieuwe mensen zal aantrekken en zal binnen leiden in het katholieke leven. Durven we die gok te wagen? Of gaan we  door zoals we bezig zijn met de idee: “na ons de zondvloed”?

17 april 2015

Geen opmerkingen: