zaterdag 11 februari 2012

Over het biechten

1. Het wezen van de biecht
In het boetesacrament (de biecht) ontmoet de christen de Heer Jezus die de berouwvolle zondaar steeds weer vergeeft. De biechteling moet dus goed voor ogen houden dat hij in de priester Christus de Heer ontmoet. Het is aan de Heer Jezus dat de zonden beleden worden. Het is de Heer Jezus die vergeving schenkt door de mond van de priester. Het gaat hier om een mysterie dat wij met ons verstand niet begrijpen. We spreken daarom ook van een sacrament (Een sacrament is een menselijk teken (woord, gebaar of iets stoffelijks: water, wijn, brood, olie...) waarin God zelf met zijn genezende, bevrijdende, bevestigende liefde aanwezig komt om ons te raken... In zo’n tekengebeuren komen wij in contact met de verrezen - verheerlijkte levende Christus zelf. In de biecht is dat teken het absolutiewoord en gebaar van de priester. Daarom is er ook de noodzaak van het uitspreken van z’n zondigheid aan een priester die Christus vertegenwoordigt.)



Ook al kent de Heer de harten en ziet Hij al de zonden van de mens, toch blijft het noodzakelijk dat de biechteling deze aan de priester belijdt. Want het is juist deze daad van nederigheid die de duivel op de vlucht jaagt. Door te zondigen stelde de mens zich immers in meerdere of mindere mate onder diens heerschappij. De duivel verdraagt echter de nederigheid niet die in de zondenbelijdenis tot uiting komt.

Ook is het psychologisch gezien, heilzaam het kwaad dat men heeft aangericht, tegen iemand te kunnen zeggen. Dit bevrijdt - Wanneer een psychiater iemand vraagt zijn of haar leven aan hem te vertellen, met al z’n duistere kanten, zal deze persoon dit toch ook doen?

Wanneer men zijn zonden belijdt bij een katholiek priester, heeft men bovendien de zekerheid van Gods vergeving, krachtens de woorden van Jezus zelf tot zijn apostelen: “Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.” (Joh. 20,23).

Door de absolutie die de priester verwoordt krijgt de rouwmoedige zondaar de heiligheid ( = de volheid van Gods inwonende liefde) die hij bij z’n doopsel ontving, terug. Dit betekent dat de heilige Geest weer z’n intrek neemt in de mens aan wie de zonden vergeven werden. Daar de biecht een sacrament is verleent de Heer hierdoor telkens nieuwe kracht om te vechten tegen Satan die de mens steeds weer wil verleiden tot zonde. Veelvuldige biecht is dan ook aanbevolen als geneesmiddel dat sterkte verleent in deze strijd tegen het kwaad.

2. Voor de geldigheid van het boetesacrament is het nodig:
a. dat de biechteling oprecht berouw heeft over het kwaad dat hij heeft aangericht.

b. dat de biechteling elke zonde met name belijdt.

bv. Wanneer iemand een moord of echtbreuk gepleegd heeft is het niet voldoende te zeggen dat hij “tegen de naastenliefde” gezondigd heeft!

Het is absoluut nodig heel eerlijk te zijn.

c. dat de biechteling zich oprecht voorneemt niet meer te zondigen en het kwaad dat hij heeft aangericht goed te maken door één of ander boetewerk.

Onder boetewerken verstaat men:

- het onrecht herstellen door zich bv. te verzoenen met z’n medemens.

- daden van zelfverloochening en offer stellen.

- goede werken verrichten en daden van liefde en caritas stellen.

- gebed, bedevaart.

Wanneer deze voorwaarden ontbreken (of één of twee ervan) is het sacrament ongeldig on zijn de zonden niet vergeven.

d. Enkel en alleen de bisschop en de priester kunnen de absolutie geven in naam van de heilige Drievuldigheid.

3. Het geven van de algemene absolutie
Voor het geven van de algemene absolutie bestaat er, gezien de huidige situatie van de Kerk in België en Nederland, geen reden. Enkel in geval van doodsgevaar (in oorlogstijd of bij rampen) mag de priester de algemene absolutie geven.

Tegenwoordig komt vaak het ernstig misbruik voor dat priesters tijdens boetevieringen de “algemene absolutie” geven, dit wil zeggen zonder dat de aanwezige gelovigen eerst individueel hun zonden beleden. Men moet goed weten dat de zonden in dit geval niet vergeven zijn en de priester zijn boekje te buiten is gegaan.

4. Hoe dikwijls moet men biechten?
De christen is ertoe gehouden minstens éénmaal per jaar - bij voorkeur rond Pasen zijn zonden te belijden in de biecht. Toch is het heel zinvol meermaals per jaar zijn zonden te biechten, bijvoorbeeld maandelijks, en zeker voor alle grote feesten.

5. Wat verstaat men onder “doodzonden” ?
a. Moord (o.a. abortus en euthanasie) en medeplichtigheid hieraan.

Geweldpleging op een medemens.

b. Wanneer men een medemens haat, wanneer men wrok koestert jegens de naaste en men zich niet wil verzoenen, wanneer men niet wil vergeven of geen vergeving wil vragen.

c. Wanneer met ontucht pleegt met een medemens o.a. door buitenechtelijke en perverse sexuele betrekkingen.

d. Wanneer men van het christelijk geloof is afgevallen.

Wanneer men zich wetens en willens (d.w.z. met klaarheid van inzicht en de vrije wil om dit om dit te doen 2) aan één van deze zonden heeft schuldig gemaakt, verkeert men in staat van doodzonde en verliest men de heiligmakende genade die men bij het doopsel ontving, men verliest aldus de inwoning van de heilige Geest en de vrede, de gewetensrust en de innerlijke vreugde die hiermee gepaard gaan.

Het is niet geoorloofd in staat van doodzonde te communiceren, wel de H. Mis bij te wonen.

Men moet zo vlug mogelijk een priester opzoeken om z’n zonden te biechten.

6. De voorbereiding tot de biecht
Deze voorbereiding kan thuis of in de kerk gebeuren.

a. Alvorens met het gewetensonderzoek te beginnen roept de christen de heilige Geest aan opdat die hem een helder inzicht zou geven in wat verkeerd en zondig was:

“Moge de genade van de heilige Geest mijn hart verlichten opdat ik vrijmoedig mijn zonden zou kunnen belijden en de barmhartigheid van God moge ondervinden”.

b. Eventueel aan de hand van de bijgevoegde vragenlijst kan men daarna zijn geweten onderzoeken.

Het kan zinvol zijn de zondenbelijdenis schriftelijk voor te bereiden.
2 Hieruit blijkt dat het nodig is dat de mens z’n geweten goed vormt en een duidelijk onderscheid kan maken tussen wat goed en kwaad is. De tien geboden zijn hier een veilige gids.

7. De biecht zelf
a. De biechteling zoekt een priester op van zijn of haar keuze en vraagt hem te mogen biechten. De biecht kan, volgens de wens van de biechteling in de biechtstoel, in de sacristie of - in kloosters of pastorijen - in een biechtkamer plaatsvinden.

b. De biechteling kan na het kruisteken een akte van berouw zeggen:

“Mijn Heer en mijn God, het is mij leed dat ik tegen uw opperste Majesteit misdaan heb. Ik verfoei al mijn zonden, niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend, maar vooral omdat ze U mishagen, die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt. Ik maak het vast voornemen mijn leven te beteren en de gelegenheden tot zonde te vluchten. In dit berouw zal ik leven en sterven.”
c. Hierna belijdt de biechteling zijn zonden. Hij of zij kan eventueel het biechtbriefje voorlezen dat hij:zij thuis voorbereid had.

d. Na de zondenbelijdenis kan de biechteling zeggen:

“Heer Jezus, Zoon van God, wees mij, zondaar, genadig.”

e. Hierna geeft de priester in naam van de heilige Drievuldigheid de absolutie, terwijl de biechteling het kruisteken maakt.

Geen opmerkingen: