woensdag 20 juni 2012

De Bijbel over de Kerk


Afscheiden (vrijmaken) van de Kerk is verkeerd/ er zullen altijd controversen en zonden binnen de Kerk zijn

Judas:
19 Dezen zijn het, die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest niet hebbende.
Kanttekeningen bij de Statenvertaling zeggen bij het woord ‘afscheiden’: Namelijk van de heilige vergaderingen der gelovigen. Of scheiding en scheuring in de gemeente maken.

Matt. 13:
24 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. 25 En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg. 26 Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. 27 En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? 28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? 29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt. 30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
Schadalen hebben altijd binnen de Kerk bestaan, zoals ze ook buiten de Kerk aanwezig zijn. Dit is geen reden om onze hoop op de Kerk te verliezen. Het is Gods mysterieuze plan om het koren te laten opgroeien samen met het onkruid, tot het einde der tijden.

Matt. 13:
47 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt; 48 Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg. 49 Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; 50 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden.
Het is Gods plan dat het Koninkrijk der hemelen gelijk is aan een net waarin goede zowel als kwade vissen zitten. God heeft ons dit geopenbaard opdat we niet ontmoedigd raken door de zondigheid van kerkmensen.

Matt. 16:
18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.
Hoe zondig de kerkleden ook mogen zijn, de poorten van de hel zullen de Kerk niet overweldigen.

Matt. 23:
2 Zeggende: De schriftgeleerden en de farizeeën zijn gezeten op den stoel van Mozes; 3 Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet.
De zondigheid van de Farizeeërs wordt door Jezus duidelijk aangewezen. Toch doet dit niets af van het feit dat zij gezeten zijn op de stoel (“Cathedra”) van Mozes, en dat Jezus de gelovigen opdraagt: “al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het”.

Matt. 26:
72 En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.
Petrus loochent Christus tot drie maal toe, toch wordt hij gekozen tot Kerkleider en schreef en leerde hij onfeilbaar. Ook alle andere apostelen hebben allemaal Christus verlaten, toch worden ze het fundament voor de Kerk.

Rom. 3:
3 Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?
De ongelovige leden van de Kerk doen het werk van God en de Heilige Geest in de Kerk niet teniet!

Ef. 5:
25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; 26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; 27 Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
Christus heeft twee naturen, de goddelijke en de menselijke, zo heeft zijn Bruid ook twee naturen, de goddelijke en de menselijke. Het is de onberispelijke en heilige bruid, met tegelijk zondige kerkleden.

1 Tim. 5:
19 Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen.
Ouderlingen in de Kerk kunnen ook zondigen, maar de oplossing daarvoor is niet rebellie en kerkscheuring, maar de Kerk treedt handelend op.

2 Tim. 2:
20 Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige ter ere, maar sommige ter onere.

De Kerk is zichtbaar en is één

Matt. 14:
14 Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.
Een stad boven op een berg, is een referentie naar de Kerk, en die Kerk is niet onzichtbaar en verborgen.

Matt. 12:
25 Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan.
Dit beschrijft de Protestanten en de vele duizenden denominaties, en elk jaar worden het er meer. Zie ook: Mar. 3: 25, Luc. 11: 17.

Matt. 16:
18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.
Jezus zegt dus “gemeente” en niet gemeenten. Er is slechts één Kerk gebouwd op één Rots met één gezaghebbende leer, en niet vele verschillende denominaties, gebouwd op heel verschillende pastorale opinies en suggesties.

Matt. 18:
17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. 18 Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.
De zondaar moet in dit geval dus voor de gemeente gebracht worden, dit is dus een zichtbare gemeente, die met gezag op aarde kan binden en ontbinden, waarna dit ook in de hemel gebonden zal zijn.

Joh. 10:
16 Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden één kudde, en één Herder.
Er is dus één kudde en één herder, dat kan toch niet betekenen vele denominaties en vele dominees die verschillende dingen leren. Zij die buiten stal zijn moeten toegebracht worden tot de stal.

Joh. 17:
11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk als Wij.
21 Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
23 Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
De eenheid van Jezus met Zijn Vader is perfect, en kan nooit minder zijn. Deze eenheid waar Jezus over spreekt is alleen te vinden in de Katholieke Kerk. En Christus gebed wordt uiteraard volmaakt verhoord, en de Katholieke Kerk is opmerkelijk genoeg altijd één geweest. Het één zijn van de gelovigen is voor de wereld ook een bewijs dat Christus door de Vader gezonden is (vers 21, 23).

Rom. 16:
17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; en wijkt af van dezelve.
God waarschuwt dus tegen tweedracht en dus ook tegen kerkscheuringen het stichten van de ene denominatie na de andere.

1 Kor. 1:
10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in een zelfde gevoelen.

Ef. 1:
23 Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.
De Kerk is het lichaam van Christus, en een lichaam is zichtbaar, en niet de (onzichtbare) ziel van Christus.

Ef. 4:
11 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; 12 Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; 13 Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus;

Rom. 12:
4 Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
De leden (gelovigen) zijn deel van één lichaam, niet van vele lichamen (kerken).

Fil. 1:
27 Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;

1 Pet. 3:
8 En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk;
Deze eensgezindheid is alleen mogelijk wanneer er een centraal door God gegeven leergezag is.

1 Kor. 14:
33 Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen.

De Kerk is hiërarchisch

Hand. 20:
17 Maar hij zond van Miléte naar Éfeze, en hij ontbood de ouderlingen der Gemeente.
28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
Paulus verwijst naar beide, de ouderlingen of priesters (“presbyteroi”) en de bisschoppen (“episkopoi”) van de Kerk. Beide zijn geordineerde leiders binnen een hiërarchische Kerkstructuur.

1 Tim. 3:
1 Dit is een getrouw woord: zo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk.
De Kerk van Christus heeft dus ook bisschoppen (opzieners/ episkopoi) die leiding geven aan de Kerk, zie ook Tit. 1: 7. De autoriteit van de bisschoppen is rechtstreeks te herleiden tot de apostelen die hun dit gaven.

Tit. 1:
5 Om die oorzaak heb ik u te Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen, en dat gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:
De Kerk kende naast deze bisschoppen ook priesters/ouderlingen die in de gemeente werkten onder gezag van de bisschop, ze gehoorzamen aan hetgeen “ik (Paulus) u bevolen heb”. Zie ook: 1 Tim. 5: 17 en Jak. 5: 14.

1 Tim. 3:
8 De diakenen insgelijks moeten eerbaar zijn, niet tweetongig, niet die zich tot veel wijns begeven, geen vuil-gewinzoekers;
Naast bisschoppen en priester kent de Kerk dus diakenen, dit zijn dus de drie ambten binnen de hiërarchische Kerkstructuur.

Exodus 28: 1 en 19: 6 laten zien dat het Oude Testament drie ambten kende binnen de priesters: 1. De hogepriester – Aaron (Ex. 28: 1); 2 De gewijde priester – Aarons zonen (Ex. 19: 6 en 28: 1); en 3 De universele priesters – Israel (Ex 19: 6). Het Nieuwe Testament kent eveneens drie ambten binnen de priesters: 1. De Hogepriester – Jezus Christus (Hebr. 3: 1); 2. De gewijde priesters – de geordineerde bisschoppen en priesters (Rom. 15: 16; 1 Tim. 3: 1, 8; 5: 8; Tit. 1: 7); en 3. De universele priesters – alle gedoopten (1 Pet. 2: 5, 9; Open. 1: 6).

Geen opmerkingen: